Biography
Zijn laatste weg
Op 26 januari 1959 overleed Bruno Gröning in Parijs
Diagnose: maagkanker in gevorderd stadium
In de late herfst van 1958 ging Bruno Gröning met zijn tweede echtgenote Josette, met wie hij in mei 1955 was getrouwd, naar Parijs en liet zich door de bevriende kankerspecialist dr. Pierre Grobon onderzoeken. De uitslag van verschillende foto's toonde aan: maagkanker in gevorderd stadium. Dr. Grobon wilde onmiddellijk opereren, maar Bruno Gröning weigerde.
Hij ging terug naar Duitsland en bereidde de Kerstvieringen van de gemeenschappen voor. Op 4 december sprak hij een band in, die op alle Kerstvieringen afgespeeld moest worden. Daarna ging hij met zijn vrouw opnieuw naar Parijs. Dr. Grobon had intussen de vooraanstaande specialist in kankerchirurgie, dr. Bellanger, ingelicht. In diens kliniek in de Rue Henner, niet ver van Montmartre, kwam het op 8 december tot een operatie. Het resultaat was voor de artsen schrikbarend: het was nog veel erger dan de röntgenfoto`s deden vermoeden - niet meer operabel. De wond werd direct weer gesloten.
Verbazingwekkend snel herstel
Josette Gröning schreef hierover: „Ze konden echter niet begrijpen, dat Bruno's uiterlijk zo weinig van zijn verschrikkelijke inwendig lijden verried, dat hij nog normaal kon ademhalen, dat zijn stofwisseling in de laatste weken nog feilloos gefunctioneerd had, dat zijn bloedbeeld uitstekend was. In dit vergevorderd stadium vindt er bij de minste voedselopname gewoonlijk een zich steeds herhalend braken plaats, en de zwaar beproefde patiënt moet langzaam verhongeren. Bij Bruno was dit allemaal niet het geval.“
Tot verbazing van zijn artsen herstelde hij heel snel en ging terug naar Duitsland, waar hij het Kerstfeest meemaakte. Half januari 1959 had hij een driedaagse ontmoeting met de bestuursleden van de nieuwe vereniging en bepaalde hoe het werk moest worden opgebouwd. Beiden hadden geen vermoeden, dat het hun laatste ontmoeting met Bruno Gröning zou zijn.
Operatie in Parijs onder begeleiding van onweer
Op 21 januari vloog hij weer naar Parijs. Wegens een afsluiting van de dikke-darmbocht was een operatie onvermijdelijk. Op 22 januari 1959 om 9.00 uur voor de middag - op hetzelfde moment toen in München de cassatie begon - werd Bruno Gröning opnieuw geopereerd. Hij moest datgene over zich heen laten gaan, wat hij talloze mensen bespaard had, hij kon en mocht zichzelf niet helpen.
Toen hij deze ochtend onder narcose was, brak plotseling een hevig onweer boven Parijs uit. De vrouw van Gröning vertelde: „Merkwaardig is ook het volgende natuurverschijnsel. Op 22 januari 1959, terwijl mijn man nog onder narcose was, verduisterde een plotseling losbarstend onweer met bliksemschichten en donderslagen de vrolijke stemming van de dag. Het werd zo donker, dat men op klaarlichte dag het licht aan moest doen. De zuster sprak haar verbazing over zo'n hevig onweer uit. Gedurende de op de operatie volgende dagen waren Bruno's temperatuur, zijn bloeddruk, zijn pols volkomen normaal. Hij stond zelfs nog twee keer op en ging in een leunstoel zitten.“
„Totale inwendige verbranding“
Op de 25 e raakte hij in coma, en de volgende dag, de 26e januari 1959, om 13.46 uur stierf Bruno Gröning in de Clinique Henner aan kanker, zoals de arts het in de overlijdensakte aanhield. Was het werkelijk kanker? Dr. Bellanger had na de tweede operatie gezegd: „De verwoesting in Bruno's lichaam is verschrikkelijk, het is een totale inwendige verbranding. Hoe hij zo lang en zonder ontzettende pijn te lijden, kon leven, is mij een raadsel.“
Bruno Gröning had al jaren voordien gezegd: „Als men mij het werken zal verbieden, verbrand ik inwendig.“
In memoriam
Hoe Bruno Gröning dit bittere lot droeg, getuigt een brief, die dr. Grobon op 26 februari 1959 aan de weduwe schreef:. „Deze [de aan Bruno Gröning gewijde zorgen van de arts] waren slechts vanzelfsprekend, en ik mag wel zeggen, dat deze een geweldige steun in de moed, de wilskracht en de belangrijke persoonlijkheid van Bruno Gröning hebben gevonden […].“
Dr. Bellanger bracht zijn bewondering tegenover Bruno Gröning nog in december 1974 in een brief tot uitdrukking: „Bruno Gröning was een man met een hart, een waardevol mens, die zich staande hield, en de waardigheid ten aanzien van het lijden en de dood roept ook nu nog bewondering op.“
Na de crematie vervalt een definitief vonnis
Het lichaam van Bruno Gröning werd gecremeerd in een crematorium in Parijs en de urn werd op het Waldfriedhof in Dillenburg bijgezet.
Het proces werd wegens overlijden van de aangeklaagde voor afgedaan verklaard, en een definitief vonnis werd nooit uitgesproken.
Ieder kan vanuit zichzelf hulp en genezing beleven
„De wondergenezer van Herford“, die duizenden en nog eens duizenden mensen het heil had gebracht, stierf eenzaam en verlaten in een kleine straat in Parijs. Waarom moest dit gebeuren? Waarom moest hij zo'n bitter leed dragen? Waarom kon hij zichzelf niet helpen?
Grete Häusler (1922-2007) genezen, jarenlang medewerkster van Bruno Gröning en oprichtster van de Bruno Gröning-Vriendenkring schrijft daarover in haar boek: Het heil ervaren, dat is waarheid: „Bruno Gröning heeft in de korte tijd van zijn aardse leven veel goeds bewerkstelligd. De gave van het helpen en genezen kreeg hij al in de wieg. Overal, waar hij ook kwam, gebeurden er wonderbaarlijke dingen die men niet met het verstand kon verklaren. In 1949 trad hij in de openbaarheid. Na de grote genezingen die in Herford plaatsvonden, en nadat zijn naam in binnen- en buitenland op ieders lippen lag, kreeg hij na drie maanden een geneesverbod. Men vervolgde hem en joeg hem op, men deed hem het grote proces aan en wilde hem straffen en veroordelen. Waarom? Wie had hij iets kwaads aangedaan? Niemand, maar wel duizenden mensen zoveel goeds, dat zij van geen ander mens hadden kunnen ontvangen. Onschuldig wilde men hem straffen! Onschuldig belette men hem dat te doen, wat God hem had opgedragen te doen - de mensen te helpen! Bitter heeft hij deze boosheid in Parijs in de kankerkliniek in de Rue Henner moeten uitdragen! Onder hevige pijn verbrandde hij inwendig aan de Heilstrom, die hij niet mocht doorgeven. De menselijke wet wilde hem dit in Duitsland verbieden. Onder alle leugens en laster stond hij daar als aangeklaagde, als misdadiger! Stil en alleen, geen vriend wist ervan, droeg hij al het leed van de mensheid uit. En het was een uitdragen, het was niet voor niets! Het moest zo gebeuren, anders was het niet meer mogelijk de mensen te helpen.“
En in haar boek Ik leef, opdat de mensheid verder zal kunnen leven schrijft zij: „In het gebruik van het woord ‚offer‘ moeten wij mensen zeer zorgvuldig zijn. Maar hier, toen Bruno Gröning in Parijs stierf, is dit woord in zijn volle omvang de waarheid.“
Alleen zo was het mogelijk, dat zijn woord in vervulling kon gaan, waarvan nu in talloze succesberichten wordt getuigd: „Wanneer ik niet meer op deze aarde als mens zal zijn, dat wil zeggen als ik mijn lichaam zal hebben afgelegd, dan is de mensheid zo ver, dat ieder vanuit zichzelf de hulp en genezing kan beleven.“
Voortgang van het grote proces
Proces in hoger beroep en herziening
Nadelige uitgangspositie van Gröning
Tijdens het proces in hoger beroep in januari 1958 strekte het Bruno Gröning tot nadeel, dat niet hij, maar het openbaar ministerie in hoger beroep was gegaan. Niet alleen deze nalatigheid van zijn toenmalige advocaat benadeelde hem; ook diens aarzelende afgifte van het dossier aan de nieuwe rechtsbijstand van Gröning belemmerde de voorbereiding op het proces.
Als verder nadeel bleek het, in vergelijking met het eerste proces, veel zelfbewuster optreden van de getuigen van de tegenpartij. Zij leken het op het punt „verbod van de arts“ eens te zijn geworden.
Voorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete „een schande”, zonder opheldering van de genezingskwestie
Zo luidde het oordeel deze keer: Acht maanden gevangenis wegens dood door schuld en 5.000 DM boete wegens overtreding van de Heilpraktikerwet. Het vonnis werd omgezet in een voorwaardelijke straf.
Anny barones Ebner von Eschenbach, die zowel het eerste als het tweede proces als toeschouwster in de rechtszaal bijwoonde, noemde het vonnis een schande voor Duitsland.
Bruno Gröning verklaarde dat hij ervoor gestraft werd, dat hij het goede deed. Hij betreurde het, dat niemand zich tijdens het proces ervoor had geïnteresseerd, hoe een genezing tot stand komt, niet eens zijn eigen advocaten. Zou men deze vraag onderzocht hebben, dan zou zijn gebleken, dat zijn werken niets te maken heeft met medische behandelingswijzen. Het proces had beëindigd moeten worden. Maar de opheldering van deze kwestie interesseerde bij het gerechtshof niemand. Men had een vooropgezette mening over Gröning en was niet bereid hiervan af te wijken.
Aanvraag tot herziening kort voor zijn dood
Maar ook dat was niet het einde van het proces. Deze keer ging Bruno Gröning in cassatie. De zittingsdag van deze behandeling werd op 22 januari 1959 voor het Oberlandsgerechtshof in München vastgesteld. Maar deze zou niet meer plaatsvinden, omdat Bruno Gröning in diezelfde maand overleed.
„Zijn woord bant de ziekte uit“
De genezingen gaan verder – ondanks de processen en het geneesverbod
Uiterlijke genezing en innerlijke verandering
Gedurende deze woordenwisselingen en gevechten ging het werken van Bruno Gröning gewoon door. Zo berichtte de medische-vakjournalist dr. Horst Mann in 1957 in een serie artikelen in het Neue Blatt onder de titel „Zijn woord bant de ziekte uit“ onder andere:
„De volgende ochtend ging ik van Hameln naar Springe, het kleine stadje aan de Deister. Ook hier was een Gröning-gemeenschap ontstaan. De genezing van een rij mensen was het uitgangspunt daarvoor geweest. Ook hier beleefde ik, zoals eerder al in verschillende plaatsen in Sleeswijk-Holstein, in Augsburg, Hameln, Wenen, Plochingen en andere steden: mensen stonden op en vertelden mij over hun ziekten. Ze noemden mij hun artsen die hen behandeld hadden. Ze vertelden over hun gezond-worden, dat zij aan Gröning te danken hadden. En altijd waren zij bereid de hand op te heffen en deze uitspraak onder ede kracht bij te zetten.
‚Bij mij raakten reeds als baby beide benen ontwricht uit de heup,‘ vertelde de vijftigjarige Julie Prohnert uit Hannover. ‚Later kon ik alleen met krukken lopen. De arts kon mijn lijden alleen maar verlichten. Toen ik een toespraak van de heer Gröning hoorde, voelde ik een hevige reactie. Mijn rug, die al totaal verkromd was, werd weer recht. Ik kon weer lopen. Ik heb geen terugval gehad…‘
‚Ik had gewrichtsreuma en werd voortdurend door uitslag en abcessen geplaagd. De heer Gröning heeft mij daarvan bevrijd,‘ zei Wilhelm Gabbert uit Hameln.
‚Mijn galkwaal kon alleen nog maar door morfine draaglijk gemaakt worden,‘ vertelde Kurt Severit uit Evestorf, ‚Ik heb het aan Bruno Gröning te danken, dat hij mij van deze kwaal heeft bevrijd.‘
‚Ik had zwaar suikerziekte,‘ vertelde Robert Thies uit Springe. ‚Nog bedreigender echter was een hartspierzwakte. Van beide kwalen heb ik nu geen last meer. Daarvoor dank ik de heer Gröning.‘
Deze serie berichten zou voortgezet kunnen worden. Het waren mensen van elke leeftijd, die het mij vertelden, mannen, vrouwen en kinderen. Vele ziekten werden opgenoemd, te beginnen met hoofdpijn, via zenuwontstekingen, ischias, nier- en galziekten tot hartstoornissen en verlammingsverschijnselen aan toe.
Maar er was nog iets anders, wat mij diep raakte. Vrijmoedig vertelden velen voor allen te horen, dat zij door Gröning een innerlijke verandering hadden ervaren. Het jagen naar succes en de egoïstische instelling was voor een innerlijke rust en kalmte en gemeenschappelijk denken geweken.“
Het eigen vertrouwen maakt het genezingssucces bij ieder mens mogelijk
Dr. Horst Mann vervolgt: „Bij al deze gesprekken met mensen die zich door Bruno Gröning genezen voelden, werd bij mij een vraag steeds sterker: Was het genezingssucces bij ieder mens - of sterker nog - bij elke ziekte mogelijk? Waar lagen de grenzen van de kracht, die van Gröning uitging? Waren hier geen gevaren? […]
Tijdens mijn laatste bezoek stelde ik hem deze vraag. ‚Ik kan en wil geen mens dwingen,‘ antwoordde hij mij. ‚Als iemand zich afsluit en niet de bereidwilligheid in zich draagt om de kracht tot de orde te ontplooien, dan ontbreekt ook bij mij de bereidheid om in te grijpen. Deze mensen vraag ik alleen maar de grendel van het kwade open te breken, die het heil verhindert.‘
Ik had nog een vraag: ‚Elke ziekte verschilt in risico,‘ zei ik, ‚Aangenomen dat een ernstig zieke, door meerdere artsen opgegeven, u door een arts die nog voor zijn patiënt vecht, laat roepen. Zult u kunnen helpen?‘
‚Ja‘, zei Gröning. Hij zei het zonder aarzelen. ‚Als de patiënt erin gelooft en de arts zelfvertrouwen heeft, zal succes niet uitblijven. Het gezamenlijke vertrouwen zal bij de patiënt onvermoede krachten ontwikkelen. Vaak kwam het succes juist daar het snelst, waar de zieke mens vol wanhoop naar de laatste strohalm greep.‘“
Afstand van de Gröning-Bond
Tijd de balans op te maken over de schade
Bekrompen bureaucratie ziet de geldstraf van Bruno Gröning werkeloos aan
In oktober 1957 kwam het tot een woordenwisseling tussen Bruno Gröning en de leiding van de Gröning-Bond. Door bekrompen bureaucratie had de Bond Bruno Gröning zeer geschaad. Aanleiding voor de woordenwisseling was de uitspraak van het proces, tengevolge waarvan Bruno Gröning binnen korte tijd 2.000 DM had moeten betalen. Aangezien hij voor zijn werken geen geld aannam en daardoor ook niet over voldoende financiële middelen beschikte, had het bestuur van de Gröning-Bond al bij het begin van het proces besloten de daarmee verbonden kosten te dragen. Maar of de geldboete daarbij ingesloten was, was bij het bestuur omstreden. Men wilde via langdurige bureaucratische weg controleren, of de Bond überhaupt verplicht was de 2.000 DM te betalen. Pas daarna zou men zich bezig moeten houden met de vraag waar het geld vandaan moest komen. Zo was te voorzien, dat de nodige middelen Bruno Gröning - als het al gebeurde - veel te laat zouden hebben bereikt. De Bond zou passief hebben toegekeken hoe Bruno Gröning bij het niet voldoen van de vastgestelde boete daarvoor in de plaats naar de gevangenis had moeten gaan. Daardoor kwam het tot een openbare strijd en tenslotte tot een breuk.
Verkeerde vrienden
Bruno Gröning bracht in zijn 62 pagina's tellende Balans over de activiteit van de Bond alle punten ter sprake, waarin de Bond hem had geschaad. Samenvattend verklaarde hij: „Wanneer ik nu vandaag vergelijkingen trek tussen mijn vroegere omgeving (de profiteurs Meckelburg, Enderlin, Schmidt en Hülsmann) en mijn huidige omgeving (leden van het Bondsbestuur), dan kom ik tot hetzelfde eindresultaat: nu is in het eindresultaat hetzelfde gebeurd als toen. Nu is door hen, die mijn grootste, intiemste en beste vrienden willen zijn, niets anders geworden dan toen. Toentertijd hebben louche lieden mij bedrogen. Nu hebben vrienden het laten afweten, doordat zij rustig konden toekijken, dat ik door processen, door veroordeling, daardoor, dat ik geen hulp kreeg, daardoor, dat ik mijn gemeenschappen niet kon bezoeken zonder auto, daardoor, dat men niets tegen de pershetze ondernam, daardoor, dat men alleen verwarring stichtte, daardoor, dat men gewoon niet voor mij daar was, als ik mensen nodig had, die door hun schoolkennis en hun positie in het wereldse leven mij zouden hebben kunnen en moeten steunen, het niet daartoe kon komen, waarvoor ik nu eenmaal op deze aarde ben.
Geen van deze vrienden heeft zijn eigen ik ingezet om mij vrij te vechten, niemand had de moed werkelijk voor mij op te komen. Niets is gebeurd. Kleinzielig bureaucratisch heeft men beslissing na beslissing genomen. Niemand is werkelijk voor mij opgekomen, niemand heeft werkelijk alles eraan gedaan met zijn hele inzet, dat hij voor mij eindelijk al deze gevechten in de processen, tegen de pers, om een hulpkracht, om de wagen die stuk was, tegen smerigheid en laster van mij afnam enzovoort, enzovoort en voor mij opkwam, opdat ik dat kon doen, waarvoor ik er ben op deze aarde: De mensen de kracht des levens over te brengen en de mensen naar het geloof te leiden.
Dat ik daarvoor de rust nodig heb en niet steeds en altijd weer door wereldlijke, uiterlijke invloeden gehinderd mag worden, dat ik een werkelijke beschermmuur nodig heb om ongestoord dat te laten werken, wat mij is gegeven, daaraan heeft niemand gedacht, niemand van mijn vrienden, van hen die mijn vrienden willen zijn. En dat is het beschamende en voor mij het teleurstellende:
- De profiteurs hebben hun profijt willen trekken, zij zijn als slechte mensen herkend.
- Vrienden van de Gröning-Bond zijn te lauw, te onverschillig, te gemakzuchtig, ik wil niet zeggen kwaadwillig.
En het resultaat is hetzelfde: Ik ben niet vrij geworden. Veel vrienden van het bestuur van de Gröning-Bond hebben hun belofte niet gehouden. Men heeft mij door alle maatregelen alleen maar gekneveld.“
Mislukken van de vereniging
Weisser trad af en de Gröning-Bond, waaraan het nooit gelukt was ingeschreven te worden in het verenigingsregister, werd na korte tijd opgeheven. Daarvoor in de plaats kwam de Vereniging tot bevordering van de psychisch geestelijke en natuurlijke levensgrondslag. Deze werd in 1958 opgericht en de voorzitters waren Erich Pelz voor Duitsland en Alexander Loy voor Oostenrijk. Maar ook deze laatste, tijdens Bruno Grönings leven opgerichte vereniging zou niet dat opbrengen wat hij vurig ervan hoopte. In de statuten kwam niet eens zijn naam voor.
Het grote proces (1955-1957)
Aanklacht wegens dood door schuld en vrijspraak met definitief geneesverbod
Op 4 maart 1955 diende het openbaar ministerie opnieuw een aanklacht tegen Bruno Gröning in. Opnieuw werd hem ten laste gelegd de Heilpraktikerwet overtreden te hebben. In een ander punt van de aanklacht werd hij in één geval van dood door schuld beticht.
Gröning maakt bezwaar tegen de veronderstelde genezingsbelofte en het verbod van medische behandeling
Nadat de aanklacht bij hem was bezorgd, richtte hij zich tot zijn vrienden: „Mijn beste vrienden! In deze dagen heeft de hele pers en de radio een bericht in min of meer tendentieuze vorm over mij gepubliceerd, dat jullie meedeelde, dat het openbaar ministerie van München II een aanklacht tegen mij wegens dood door schuld voorbereid heeft. Ik moet een zeventienjarig aan tbc lijdend meisje eind 1949 de genezing beloofd en haar verhinderd hebben een sanatorium en een arts op te zoeken. Ik zou aan de dood van dit jonge mensenkind schuldig zijn. Wie met gezond verstand deze berichten gelezen of gehoord heeft, zal erkend hebben, wat hiermee bedoeld zal worden: verwarring onder mijn vrienden oproepen en alle zoekenden ervan te weerhouden zich met ons streven en de door mij verkondigde inzichten nader bezig te houden. Met alle middelen wordt geprobeerd om mijn en die van de Gröning-Bond, evennals jullie activiteit te remmen. Vanzelfsprekend liggen de zaken anders dan ze voorgesteld worden! Mijn vrienden hoef ik hierover geen uitleg te geven, zij weten, dat ik geen ‚genezingsbeloften‘ doe, en dat ik medische behandeling nooit afraad.”
Merkwaardig late behandeling van de onderzoeken
Gröning verder tot zijn vrienden: „Ik ben in 1952 vrijgesproken. Is het niet merkwaardig, dat het ‚geval Kuhfuss‘, dat reeds eind 1949/1950 had plaatsgevonden, in het proces tegen mij in 1951/1952, hoewel alle dossiers al aanwezig waren, niet toentertijd al ter sprake gebracht is! Is het niet opvallend, dat de onderzoeken voor het hernieuwde begin van een proces tegen mij precies op het tijdstip begonnen, toen in de openbaarheid bekend werd, dat op 22 november 1953 in Murnau de Gröning-Bond in het leven werd geroepen! Namelijk sinds januari 1954 zijn talrijke plaatselijke gemeenschapsleiders en vrienden evenals Bondsleden door politiemaatregelen verhoord en bewaakt.“
Getuigen à decharge afgewezen, getuigen van de aanklacht welkom
De voorbereidingen van het proces strekten zich over meer dan twee jaar uit. De verdediging van Bruno Gröning werd aanzienlijk bemoeilijkt. Bijna alle ontlastende getuigen werden afgewezen, maar de getuigen van de aanklacht werden toegelaten. Onder hen bevonden zich ook twee voormalige medewerkers van Gröning: Eugen Enderlin en Otto Meckelburg. In het bijzonder Meckelburg – in het eerste proces nog medeaangeklaagde - richtte zich in opvallend scherpe vorm tegen Gröning. Hij deed er alles aan hem schade te berokkenen. Bij het punt van aanklacht betreffende dood door schuld speelde hij een beslissende rol. Het ging om een geval, dat zich in de tijd van zijn „management“ voor Gröning had voorgedaan.
Het gemanipuleerde geschil Ruth Kuhfuss
In november 1949 was de bankemployé Emil Kuhfuss met zijn zeventienjarige, aan dubbelzijdige longtuberculose lijdende dochter Ruth naar een toespraak van Gröning gekomen. Gröning onderkende onmiddellijk, dat het meisje niet meer te helpen was, en uitte zich dienovereenkomstig tegenover een aanwezige arts. Maar Meckelburg drong er bij hem heftig op aan en eiste dat hij zich toch maar over dit geval moest ontfermen. Zo kwam het na de toespraak tot een persoonlijke ontmoeting tussen Bruno Gröning en Ruth Kuhfuss. Gröning sprak haar moed in en spoorde de vader aan, na negen dagen een specialistisch onderzoek aan te vragen. Daarmee wilde hij bereiken, dat het meisje, dat niets meer van de artsen wilde weten, zich toch weer onder medische bescherming stelde. De vader beloofde stellig ervoor te zorgen.
De in de daarop volgende tijd plaatsvindende correspondentie werd door Meckelburg afgehandeld en kwam niet bij Gröning terecht. Pas in mei 1950 hoorde hij weer van Ruth Kuhfuss. De vader had in de tussentijd smeekbrieven aan Gröning gestuurd en om een bezoek gevraagd. Meckelburg gaf de brieven niet door, maar maakte eigenmachtig een afspraak - zonder medeweten van Gröning - voor een ontmoeting met de heer Kuhfuss. Pas kort voor de tijd van de afspraak deelde Meckelburg dit aan Gröning mee en dwong hem mee te gaan.
Later beweerde Meckelburg, dat Bruno Gröning het meisje een genezingsbelofte gedaan zou hebben. Daarbij was hij het zelf, die de vader stellig beloofd had, dat hij Gröning ertoe zou brengen zijn dochter te genezen. Meckelburg zag in de bankemployé een goede geldbron, die hij wilde uitbuiten, maar daarvoor had hij Gröning nodig. Kort na dit bezoek gingen Gröning en Meckelburg uit elkaar.
Een zware beschuldiging die tegen Gröning werd ingediend was dat hij Ruth Kuhfuss de behandeling door een arts zou hebben verboden. Maar daar tegenover stond het feit, dat hij - hetgeen zelfs getuigen van de tegenpartij bevestigden - het meisje al tijdens de eerste ontmoeting naar een arts had gestuurd. Ook in een radiotoespraak in het najaar van 1949 riep hij de mensen op „aan het eind een medisch naonderzoek te laten doen“. Hulpzoekende mensen gaf hij steeds de raad hun artsen te vertrouwen.
Ruth Kuhfuss, die al enkele pijnlijke, maar niet succesrijke genezingsmethoden achter de rug had, weigerde verdere behandelingen te ondergaan. Op 30 december 1950 overleed zij aan de gevolgen van de ziekte.
Medisch rapport bevestigt uitzichtloze genezing
Vanuit medisch standpunt belichtte dr. Otto Freihofer in een rapport het geval Ruth Kuhfuss: „Bij nuchtere waarneming moet iedere leek tot de overtuiging komen, zoals het ook van de kant van de geneeskundige dienst van Säckingen werd uitgesproken, dat een genezing, gezien de ‚zeer ernstige situatie‘, die volgens medisch rapport ‚levensbedreigend‘ was, respectievelijk waarbij ‚uitstel gevaar oplevert‘, naar menselijke berekening uitzichtloos was. Evenzo zal iedere eerlijk en sine ira et studio denkende arts die niet al te zelfbewust gelooft in het bezit van de nieuwste medicijnen te kunnen afzien van de krachten van de natuur, het met het rapport van prof. Lydtin in München eens moeten zijn, waarnaar ‚niet aanneembaar is dat voor 5 november 1949 een hogere mate van waarschijnlijkheid voor een genezing aanwezig was‘. Mijns inziens is het echter meer dan verbazingwekkend, dat de patiënte überhaupt tot 30 december 1950 geleefd heeft, zodat de invloed van Gröning toch nog een bepaalde levensverlenging kan hebben gegeven.
Samenvattend wil ik mijn uiting als deskundige erop neerkomend afsluiten, dat de beweringen:
- ‚dat vooruitzichten op genezing zouden hebben bestaan‘,
- ‚dat het leven van de patiënte Kuhfuss nog meer verlengd had kunnen worden, als de heer Gröning nooit in haar nabijheid zou zijn gekomen‘, noch met zekerheid voorspelbaar, noch daarom gerechtvaardigd zijn.“
Mislukt gerechtsvonnis
Eind juli 1957 kwam het in de juryzaal van de Schepenrechtbank München-Land tot het proces. Op het punt van dood door schuld werd Bruno Gröning vrijgesproken. Wegens het overtreden van de Heilpraktikerwet werd hem echter een geldboete van 2.000 DM opgelegd.
Hoewel het oordeel op het eerste gezicht positief lijkt, was het voor hem onaanvaardbaar. Het stond gelijk met definitief verbod van zijn werken. Door de fout van zijn advocaat, die het oordeel veel positiever inschatte dan Gröning, ging niet hij, maar het openbaar ministerie in hoger beroep. Het tweede proces vond half januari 1958 weer in München plaats.
De Gröning-Bond
Hoop op vrij werken via de vereniging
Om ondanks het geneesverbod toch zoveel mogelijk mensen te kunnen bereiken, had Bruno Gröning in het begin van de vijftiger jaren al gemeenschappen in het leven geroepen. Daar hield hij alleen toespraken en richtte zijn gehele streven erop de hulpzoekenden zijn weten door te geven.
Wettelijke bescherming en gerenommeerd bestuur
Op 22 november 1953 liet hij als overkoepelend orgaan in Murnau/Seehausen de Gröning-Bond oprichten. De Bond zou in het verenigingsregister worden ingeschreven en Bruno Gröning de wettelijke bescherming van zijn werken bieden. Zo moest verder conflict met de Heilpraktikerwet definitief voorkomen worden.
Tot het bestuur van de Gröning-Bond behoorden onder andere: graaf Zeppelin, graaf Matuschka, Anny barones Ebner von Eschenbach, architect Ing. Hermann Riedinger en directeur Konstantin Weisser, aanvankelijk ook Rudolf Bachmann als medeoprichter, van wie zich de Bond al gauw losmaakte. President voor het leven werd Bruno Gröning.
Winstbejag van de secretaris zegeviert ten koste van het welzijn van de zieken
Secretaris van de Bond werd de uit Heidelberg afkomstige journalist en lector Egon Arthur Schmidt. Hij stond in Herford al dicht aan de kant van de „wondergenezer“ en had de vereniging Kring van vrienden van Bruno Gröning opgericht. Deze fungeerde echter niet naar de zin van Bruno Gröning en werd al na korte tijd opgeheven. Bruno Gröning nam toen afstand van Schmidt, omdat hij donaties had achtergehouden.
In 1952 richtte Schmidt zich opnieuw tot Gröning en verklaarde dat hij zijn fouten inzag. Hij vroeg bij de opbouw van het werk te mogen helpen, en Bruno Gröning nam hem weer als medewerker aan. Zo had Schmidt dus opnieuw de gelegenheid te tonen, of hem werkelijk het welzijn van de zieken of alleen zijn eigen financieel voordeel aan het hart lag.
In 1955 nam Bruno Gröning definitief afstand van Schmidt, aangezien deze zijn instelling niet had veranderd. Hij probeerde nog steeds van de capaciteiten van Gröning te profiteren. Na de scheiding tracht Schmidt enkele processen tegen Gröning aanhangig te maken. Hij wilde achteraf geld voor zijn vrijwillige medewerking bevechten.
Wie is er voor wie - de Bond voor het werken van Gröning of het werken van Gröning voor de Bond?
De zakelijke leiding van de Bond namen Konstantin Weisser en Hermann Riedinger op zich. Dit leek enerzijds veelbelovend, daar zij ervaring hadden en hun kennis en ontwikkeling het werken van Bruno Gröning ten goede konden komen. Maar het hield anderzijds ook het gevaar in, dat zij aanmatigend tegen de wil van de eenvoudige arbeider zouden handelen, omdat hij niet met hun ontwikkelingsniveau overeenkwam.
Mettertijd ging de ontwikkeling inderdaad deze kant op, en het werd voor beide mannen steeds moeilijker zich door Bruno Gröning iets te laten gezeggen. Zij leken helemaal te vergeten, dat de Bond niet alleen de naam van Bruno Gröning droeg, maar ook om zijnentwil bestond. Voor hen werd de Gröning-Bond steeds meer tot een doel op zich. Zijn eigenlijke doelstelling, de noodlijdenden te helpen, verloren zij helemaal uit het oog. Het leek alsof ze niet wilden weten dat het Gröning was, door wie de genezingen werden bewerkstelligd en niet door de Bond.
Zo ontwikkelde de Gröning-Bond steeds meer tot het tegendeel van dat, wat hij eigenlijk moest zijn. Voor de man, wiens naam hij droeg, werd de Bond tot een gevangenis, die hem, in plaats van vrij te maken, steeds meer beperkte.
Het eerste gerechtsproces over het geneesverbod (1951-1952)
Grönings werken een genezingswerk in medische zin?
Aanklacht wegens het ongeoorloofd uitoefenen van de geneeskunde
In 1951/52 stond Bruno Gröning in München voor de eerste keer wegens ongeoorloofd uitoefenen van de geneeskunde voor de rechtbank. Had het Beierse ministerie van binnenlandse zaken zijn werken in 1949 nog als vrij liefdadigheidswerk gezien, zo werd het nu als genezingswerk in medische zin beoordeeld.
De aanklacht berustte op de Heilpraktikerwet uit het jaar 1939, die de tot dan toe geldende vrijheid tot genezen beëindigde en de geneeskunde indertijd in handen van nationaal socialistische artsen moest overbrengen.
Het al dan niet overtreden van de Heilpraktikerwet
Bruno Gröning werd zowel in eerste als in tweede instantie vrijgesproken. De voorzitter van de arrondissementsrechtbank München verklaarde in zijn vonnis in maart 1952:
„De rechtbank zou het als vermetel zien de aangeklaagde op grond van eenzijdige rapporten te veroordelen. Want of het werken van Gröning überhaupt onder ‚de Heilpraktikerwet‘ valt, is meer dan twijfelachtig, aangezien het op een gebied ligt, dat heden ten dage nog veel te weinig is onderzocht.“
In hoger beroep werd de vrijspraak weliswaar bevestigd, maar het werken van Gröning werd duidelijk als genezingswerk in de zin van de Heilpraktikerwet gezien:
„De aangeklaagde heeft dus zonder verlof en zonder als arts te zijn ontboden een bezigheid tot constatering, genezing of verbetering van ziekten, kwalen of lichamelijk letsel bij mensen uitgevoerd, die als geneeskunde in de zin van de Heilpraktikerwet te beschouwen is.[…]“
Een schulduitsluitende vergissing betekent zoveel als genezingsverbod
Het vonnis voorts: „Een veroordeling van de aangeklaagde kon echter daarom niet tot stand komen, omdat hij zich ten opzichte van het objectieve kenmerk van de feiten van uitoefening der geneeskunde in een schulduitsluitende vergissing had bevonden en dus niet met voorbedachte rade had gehandeld.“
Aangezien de schulduitsluitende vergissing, waarin Bruno Gröning zich zou hebben bevonden door juridisch oordeel opgehelderd werd, kwam deze ondanks de vrijspraak op een gerechtelijk geneesverbod neer. Van nu af aan moest Bruno Gröning weten, dat zijn werken een uitoefening van de geneeskunde in de zin van de Heilpraktikerwet en dus verboden was. De ware samenhangen van zijn werken, volgens welke zijn manier van handelen niets met een geneesmethode in medische zin te maken heeft, werden niet onderkend.
Bedriegers toegestaan
Bruno Gröning geeft alle mensen de kans om te keren
Afgedwongen betalingen – medewerkers tonen hun ware gezicht
Steeds weer verschenen mensen onder het voorwendsel van ondersteuning aan Bruno Gröning. Velen waren echter alleen maar erin geïnteresseerd profijt van zijn vermogens te hebben. Hij leek een onweerstaanbare aantrekkingskracht op zulke mensen te hebben. Als zij hun doel niet bereikten of Gröning afstand van hen nam, probeerden zij vaak hem door langdurige processen tot betaling van geld te dwingen.
Zoals bijvoorbeeld mevrouw Hülsmann, die met haar man in maart 1949 Bruno Gröning uit dankbaarheid voor de genezing van haar zoon als gast bij zich in Herford opnam. Nadat was komen vast te staan, dat zij aan Gröning niets kon verdienen, diende zij een aanklacht in bij de arbeidsrechtbank. Zij liet zich de tijd, die zij hem ooit kosteloos ter beschikking had gesteld, als werkuren berekenen en vorderde haar loon met terugwerkende kracht. Bruno Gröning moest haar tot zijn levenseinde een maandelijkse termijn betalen. Dat was geen op zichzelf staand geval. In zo'n of soortgelijke vorm toonden velen van zijn voormalige medewerkers hun ware gezicht.
„Ook deze mensen moesten er zijn om te laten blijken hoe de mens is”
Maar waarom liet Bruno Gröning deze vermeende helpers zo dicht bij hem komen? Waarom hield hij zulke „zakenlieden“ niet eenvoudig van zijn lijf? In een toespraak op 31 augustus 1950 in München ging hij op deze kwestie in: „Wat mensen tot nu toe niet onbeproefd gelaten hebben, is geweest, aan deze kleine man met zijn kennis en kunnen geld te verdienen. Zij geloofden een goudmijn te hebben gevonden. Zij hebben ook voor een deel de mogelijkheid gehad geld te verdienen, maar profijt hebben zij God zij dank niet. Ook deze mensen moesten er zijn, en wel daarom, om naar voren te brengen, wie de mens is, dat de mens over lijken gaat en er niet naar vraagt, of de zieke wordt geholpen of niet. Er zijn mensen, die over lijken gaan, die een zieke rustig kunnen zien liggen. Deze mensen hebben er nooit naar gevraagd, zij hebben niets onbeproefd gelaten om in mijn nabijheid te zijn. Ik weet, er wordt hier en daar de vraag aan de orde gesteld, ja, als die man zoveel weet, waarom heeft hij dan dit niet geweten, misschien weet hij niets. Of en in hoeverre ik iets weet, zult u geleidelijk aan te weten komen. Maar dit moest gebeuren. Dit materiaal heeft aan deze opbouw ontbroken, om voor u allen de weg vrij te maken.“
„… dan weet iedereen wie u bent“
Grete Häusler (1922-2007, zelf genezen, jarenlang medewerker van Bruno Gröning en stichter van de Bruno Gröning-Vriendenkring beschrijft in haar boek Hier is de waarheid rond Bruno Gröning het volgende voorval: „Toen ik eens bij het afscheid de heer Gröning al het goede wenste en zei: ‚Meneer Gröning, ik wens u, dat u nu rust mag hebben om te werken en door geen enkele verkeerde medewerker wordt aangevallen,‘ antwoordde hij tot mijn grote verbazing: ‚Helemaal fout, dat moet zo zijn!‘ Ik begreep dat toen niet, maar hij legde mij uit, waarom hij dit allemaal moest doen en doorstaan. Hij gaf mij daarmee een groot geheim prijs: ‚Ik weet, wat een mens in zich draagt. Als ik echter tegen de mensen zou zeggen: ‚Dat is een leugenaar, dat is een bedrieger, een dief,‘ dan zou niemand mij geloven. Wat moet ik doen? Ik moet deze mensen naar mij toe trekken, hun het goede leren, hen tot ommekeer bewegen en hun dan de gelegenheid geven te liegen, te bedriegen en te stelen. Als zij het nu desondanks doen, weet ieder, wie zij zijn. Dan laat ik ze heel dichtbij mij komen, en ben niet laf, dan vecht ik.‘“
Nieuwe wegen en doodlopende wegen
Profiteurs rond Gröning
Een Gröning-manager, die zich zelf heeft benoemd met exclusieve eisen
Uit dankbaarheid voor de genezing van zijn vrouw wilde de zakenman uit Wangerooge Otto Meckelburg Bruno Gröning ondersteunen en legde deze concrete plannen voor de oprichting van genezingsoorden voor. Bruno Gröning ging erop in en Meckelburg werd zijn „manager“.
Eind december begaven beiden zich naar Wangerooge. Hier sprak Gröning op door Meckelburg georganiseerde bijeenkomsten en bewerkstelligde talloze genezingen. Hij schonk de man zijn volle vertrouwen. In een op 8 januari 1950 op Wangerooge schriftelijk vastgelegde verklaring legde hij de toekomst van zijn werk geheel in handen van Meckelburg:
„De heer Gröning verklaart zich akkoord met dit plan van de heer Meckelburg, en verplicht zich zijn persoon tot het bereiken van dit doel volledig ter beschikking te stellen om de heer Meckelburg bij de voorgenomen verenigingsoprichting en de vereniging zelf bij haar latere werk elke noodzakelijke ondersteuning ten deel te laten vallen en überhaupt alles wat in zijn macht ligt te doen, wat de bovengenoemde doelen kan dienen. Deze verplichting neemt de heer Gröning op zich, zowel tegenover de heer Meckelburg persoonlijk als tegenover de in de oprichting begrepen vereniging met de bovengenoemde doelstelling. De heer Gröning verplicht zich bovendien deze ondersteuning geen andere persoon en geen ander gezelschap ten deel te laten vallen. Hij zal zijn werk in het kader van de vereniging en alleen in overeenstemming met de heer Meckelburg uitoefenen.“
Nog in januari richtte Meckelburg de Vereniging tot Onderzoek van de Gröningse Geneesmethoden op. Hijzelf werd directeur en ontving een maandloon van 1.000,- D.M. Bruno Gröning kreeg geen geld. Het bleek, dat Meckelburg zijn beloftes niet nakwam. Hij zag Gröning alleen als geldbron en betitelde hem spottend als zijn „beste paard van stal“. De patiënten waren hem om het even. Hij had Gröning met het contract aan zich gebonden, en de „wondergenezer“ moest doen, wat hij verlangde.
Pas in juni 1950 lukte het Gröning zich van Meckelburg los te maken, waarop deze hem wraak zwoer: „Die Gröning zal ik wel kleinkrijgen, ik breek hem al z'n botten.“
Een alternatief genezer met aanbiedingen om lezingen te geven
Hierna werkte Gröning enkele maanden samen met de Münchener alternatief genezer Eugen Enderlin. Deze had op de Traberhof een genezing gekregen en bood Bruno Gröning aan in zijn praktijk toespraken te houden. Maar ook Enderlin ontpopte zich als profiteur. Het ging hem niet erom te helpen, maar hij wilde uit het „fenomeen Gröning“ geld slaan. Tegen het einde van het jaar maakte Gröning zich ook los van hem en eveneens een herhaalde samenwerking in 1952/53 mislukte door dezelfde oorzaken.
Een carrièremaker als genezer
In de daaropvolgende tijd hield Gröning toespraken in het pension Weikersheim in Gräfelfing. De journalist dr. Kurt Trampler nam hem bij zich op en organiseerde de bijeenkomsten. Hij kende Gröning al sinds de herfst van 1949. Destijds was hij als verslaggever van een krant in München naar de Traberhof gekomen en had onverwacht de genezing van een beenkwaal gekregen. Uit dankbaarheid schreef hij het boek De grote Ommekeer en zette zich bij de autoriteiten voor Gröning in. Net zoals bij Enderlin waren ook de toespraken in Gräfelfing goed bezocht. Ongelooflijke genezingen vonden plaats. Maar ook de verbinding met Trampler brak. Hij meende op een dag genoeg van Gröning geleerd te hebben, verliet hem en maakte zich als genezer zelfstandig.
De Traberhof - Massale stormloop in Rosenheim
Tot aan 30.000 hulpzoekenden verzamelen zich dagelijks in september 1949 voor Gröning
Na afsluiting van de Heidelbergse onderzoeken keerde Bruno Gröning in augustus 1949 naar Zuid-Duitsland. Hij wilde de drukte die om zijn persoon gemaakt werd ontlopen en trok zich terug op een landgoed bij Rosenheim in de buurt van München. Eerst lukte het om zijn verblijf geheim te houden. Nadat echter de eerste kranten over zijn aankomst in Beieren melding hadden gemaakt, begon een massale bestorming.
Tot 30.000 mensen stroomden dagelijks naar de Traberhof bij Rosenheim. Pers, radio en weekbladen deden verslag. Er draaide zelfs een bioscoopfilm met de titel „Gröning“ en de gebeurtenissen rond hem gaven bewijs.
Bijbelse taferelen
De krant Zeitungsblitz berichtte in de tweede week van september in een speciale editie: „Intussen hadden zich meer dan tienduizend mensen verzameld, die allen sinds uren in de gloeiende hitte op het grote ogenblik wachtten dat Gröning op het balkon kwam, tot de menigte sprak en zijn genezende kracht uitstraalde. De mensen stonden dicht op elkaar gedrukt, om in het volle genot van zijn ‚genezende stralen‘ te komen. Reeds begonnen de reacties te komen bij de ernstigste zieken in hun rolstoelen en zitplaatsen en bij de mensen die apart aan de kant stonden. Opnieuw begonnen halfblinden te zien, opnieuw verhieven zich mensen die tot dan toe niet konden lopen, opnieuw bewogen verlamden hun stijve ledematen. Honderden vertelden over ergere pijn op de zieke plekken, over trekken, steken en kriebelen, over een gevoel van een onbeschrijfelijk ‚licht-zijn‘ en plotseling verdwijnende hoofdpijn.“
Niet alleen op de Traberhof kwam het tot Bijbelse taferelen. Overal waar Gröning verscheen, was hij in een oogwenk omringd door talloze zieken. Anita Höhne beschrijft in haar boek Geistheiler heute de toestand rond Gröning: „Als Gröning alleen maar zijn komst aankondigde, begonnen er al pelgrimstochten. Typisch de taferelen die de journalist Rudolf Spitz bij een Gröning-bezoek in september 1949 in München zag:
‚Om 19.00 uur stonden er duizenden in de Sonnenstrasse. Om 22.30 uur stonden ze er nog. Ik heb in vijf jaren oorlog veel meegemaakt, maar nooit was ik meer verbijsterd dan in de vier uur waarin ik tegenover Bruno Gröning zat en een gruwelijke parade van ellende en lijden meemaakte. Epileptici, blinden en verlamden op krukken verdrongen zich voor hem. Moeders hielden hun verlamde kinderen voor. Er waren mensen die flauwgevallen waren, er klonk geschreeuw, smekend hulpgeroep, verzoeken, wensen, diepe zuchten.‘“
Staatsorganen bekennen welgezindheid
Anita Höhne citeert de journalist Rudolf Spiz: „‚Zieken op draagbaren, verlamden, een grote mensenmenigte aanschouwde een andere journalist uit München, dr. Kurt Trampler, ook op de Traberhof bij Rosenheim, waar Bruno Gröning toen verbleef, Trampler kwam als verslaggever van de weekkrant Münchener Allgemeiner - een nuchtere journalist, die alleen maar geloofde wat hij zelf zag en hoorde: ‚Wij horen nu vanaf het balkon een stem die niet van Gröning is, en haasten ons naar het raam. Pitzer, het hoofd van de politie in München, spreekt tot de verzamelde mensen. Hij vertelt dat de ischias die hem jarenlang geplaagd had, in Grönings aanwezigheid minder is geworden. Pitzer is bepaald geen man die tot hypergevoelige voorstellingen neigt, maar van wat hij aan zichzelf heeft waargenomen, kan hij getuigen. Nu staat hij openlijk aan Grönings kant, en de CSU-afgevaardigde Hagen volgt hem met een zelfde verklaring.‘“
Ook de Beierse autoriteiten waren Bruno Gröning welgezind. Het dagblad Münchener Merkur meldde op 7 september 1949 onder de kop „Welwillendheid jegens Gröning“: „Minister-president dr. Erhard verklaarde op maandag op een persconferentie, dat men het werken van een ‚buitengewone verschijning‘ zoals Bruno Gröning niet door paragrafen van de wet moest laten mislukken. Volgens zijn opvatting staan geen grote problemen de toelating van Gröning in Beieren in de weg.
Het Beierse Binnenlandse Staatsministerie maakt bij de redactiesluiting bekend: Het voorlopig onderzoek naar het genezende werken van Bruno Gröning heeft uitgewezen, dat dit als een vrij liefdewerk beschouwd kan worden en in dit kader geen toestemming nodig heeft volgens de genezerswet (Heilpraktikergesetz, in Nederland niet van toepassing).“
Van beschadiging van zijn goede naam tot medische documentatie van genezingen
Op de Traberhof werd rond Gröning veel drukte gemaakt. Er kwamen veel zakenlieden die munt uit zijn bijzondere gave wilden slaan. Deze brachten zijn naam en aanzien schade toe en bewerkstelligden dat de autoriteiten er afstand van namen. Toen de toestand onhoudbaar werd, trok Gröning zich in de Beierse bergen terug. Hij wilde enkele aanbiedingen voor de opbouw van herstellingsoorden nagaan. Het was zijn doel instellingen voor elkaar te krijgen waarin hulpzoekenden in geordende banen genezing zouden kunnen verkrijgen. Artsen zouden voor- en na-onderzoeken naar het Heidelbergse voorbeeld moeten doen en de intredende genezingen documenteren.
Het „fenomeen Gröning“ en de wetenschap
Medische toets in Heidelberg belooft schriftelijk rapport
In deze tijd in Herford begonnen de medisch gespecialiseerde medewerkers van het tijdschrift Revue Grönings genezingssuccessen te onderzoeken. De Marburgse psycholoog en geneeskundige prof. dr. H.G. Fischer ging met een speciale staf van correspondenten naar Herford. Daar voerde hij gesprekken met genezen mensen en moest verrast vaststellen dat Grönings „methode“ inderdaad succesvol was. Vervolgens besloot de Revue om aan de wetenschappelijke opheldering van het „fenomeen Gröning“ bij te dragen. In de Heidelbergse universiteitskliniek moest de „geneesmethode“ van de „wondergenezer“ onderzocht worden.
Bruno Gröning ging op de voorstellen van Fischer in, omdat deze hem bij een gunstig verloop een positief rapport beloofde. Gröning hoopte een weg tot vrij werken gevonden te hebben.
Genezingen voor de ogen van de artsen - „Bruno Gröning geen charlatan”
Op 27 juli begonnen de onderzoeken. De personen bij wie hij zijn kunnen moest bewijzen, werden uit de groep van die zieken uitgekozen, die zich in meer dan 80.000 smeekbrieven tot hem gewend hadden. Hierbij kwamen enkele patiënten van de Heidelbergse Ludolf-Krehl-Kliniek. Zij allen kregen een zorgvuldig vooronderzoek, en er werden nauwkeurige diagnosen gesteld. Aansluitend kwamen zij naar Gröning, die „zijn methode“ bij hen liet werken. Hierbij waren steeds artsen aanwezig. Zij waren er getuige van hoe ziekten deels spontaan verdwenen. De in de kliniek uitgevoerde na-onderzoeken bevestigden de genezingen. Zelfs ongeneeslijke ziekten, zoals de ziekte van Bechterew, werden genezen.
In een in de Revue afgedrukt voorrapport verklaarde prof. dr. Fischer uitdrukkelijk dat Bruno Gröning geen charlatan, maar een op natuurlijke wijze begaafde zielkundige was. Daarmee probeerde hij het „fenomeen Gröning“ vanuit zijn zienswijze te verklaren, zonder hem echter recht te laten wedervaren.
Gröning weigert winstbejag
Het definitieve rapport moest na verwerking van de resultaten opgesteld worden. Bruno Gröning kreeg de verzekering dat de weg voor zijn verdere werken definitief werd vrij gemaakt. In de tussentijd deden de heren professoren Fischer en Von Weizsäcker (onder wiens bescherming de hele onderneming stond) Bruno Gröning het volgende voorstel: zij wilden herstellingsoorden oprichten waarin hij aan de zijde van artsen moest werken. De leiding en keuze van de patiënten behielden zij zich voor.
Daarop zei Bruno Gröning: „De aan mij door prof. F. in deze samenhang gestelde financiële voorwaarden enzovoort waren zo gesteld, dat zij voor mij onaanvaardbaar waren. Natuurlijk werden hierover veel besprekingen gevoerd, ook met heren die dit werk wilden financieren. Ik kon het met de voorstellen van professor F. niet eens zijn en heb ze daarom afgewezen, omdat ik
- geen cent bezat, dus kon ik jegens hem ook geen financiële verplichtingen op mij nemen, die ik niet zou hebben kunnen nakomen;
- nooit eraan gedacht heb om van het hele plan een handel te maken.
Het was voor mij daarom allemaal een onmogelijke eis. Bovendien wilde ik alleen maar dat doen, zoals het mij door mijn roeping is gegeven: de hulpzoekende helpen en mij daarom voor de artsen zoals psychotherapeuten ter beschikking stellen, maar nooit een handel van de hele zaak maken.“
Uitblijven van het rapport en potentieel conflict met de wet
De afwijzende houding van Bruno Gröning liet de professoren hun belangstelling voor hem verliezen. Het beloofde rapport werd nooit opgesteld. In plaats van voor hem een vrij werken mogelijk te maken, werden voor hem slechts nieuwe obstakels op de weg gelegd. Met betrekking tot de onderzoeken werd zijn „genezingsmethode“ met begrippen als „behandeling“, „patiënt“ etc. benoemd en als medisch werk gewaardeerd. Daarmee was een conflict met de Heilpraktikerwet (wet op het alternatief genezen - in Nederland niet van toepassing) voorgeprogrammeerd.
1949 - In het middelpunt van de publiciteit
Bruno Grönings werken in Herford
Duizenden zieken en hulpzoekenden belegeren Gröning
De negenjarige Dieter Hülsmann was reeds langere tijd bedlegerig. Hij leed aan progressieve spierdystrofie en geen van de bezochte artsen en professoren kon hem helpen. Nadat Bruno Gröning zich over de jongen had ontfermd, kon het kind weer lopen. Ingenieur Hülsmann - overweldigd door de plotselinge genezing van zijn zoon - vroeg de gast te blijven. Hij wilde nog andere zieken uitnodigen, die - aldus Hülsmann - de „wonderman“ moest helpen.
Bruno Gröning nam het aanbod aan, en elke dag kwamen er meer hulpzoekenden. Steeds meer mensen hoorden over het wonderbaarlijke gebeuren rond Gröning. Het duurde niet lang of zijn naam lag op ieders lippen. De kranten berichtten over de „wondergenezer“ en in de Britse zone werd hij tot het gesprek van de dag. Duizenden stroomden naar de Wilhelmsplatz, mensenmassa's belegerden het huis.
Manfred Lütgenhorst van het dagblad Münchener Merkur schreef op 24 juni 1949 o.a.: „Toen ik 's morgens om 10.30 uur in Herford aankwam, stonden er voor het kleine, twee verdiepingen tellende huis op de Wilhelmsplatz zo'n duizend mensen. Het was een onbeschrijfelijk beeld van ellende. Talloze verlamden in rolwagentjes, anderen die door hun familie gedragen werden, blinden, doofstommen, moeders met onnozel geworden en verlamde kinderen, oude omaatjes en jonge mannen verdrongen zich en kreunden. Bijna honderd auto's, vrachtwagens en omnibussen stonden op het plein geparkeerd, en allen kwamen ze van verre.“
Verlammingen, maagzweren, blindheid: „de heer Gröening keek me aan en nu ben ik weer volledig gezond.”
Manfred Lütgenhorst gaat verder: „ ,Gelooft u dat u zult genezen?‘ vroeg ik aan de zieken. Ze knikten. ,Gisteren had u hier moeten zijn,‘ antwoordde iemand, ,Meneer Gröning was in Viersen in het Rijnland, en hier op de binnenplaats stonden vijf verlamden op en gingen gezond naar huis. Genezing op afstand - de binnenplaats heeft hen gezond gemaakt.‘ De andere zieken bevestigden het.
Ik ging verder door de menigte en stenografeerde hun wonderbaarlijke vertellingen mee. Deze alleen al waren genoeg om er een boek mee te vullen. Toen ik een sigaret opstak, zei een jonge man naast mij: ‚Alstublieft, verkoopt u mij er eentje!‘ Hij droeg een uniformjas en zag eruit als iemand die uit Rusland was teruggekeerd. Ik gaf hem de sigaret. Hij stak hem op en zei overmoedig: ‚Ziet u, alles kan ik nu weer alleen.‘ Daarbij bewoog hij zijn rechterarm samen met de vingers en zijn rechterbeen. ‚Bent u ook door Gröning genezen?‘ vroeg ik. ‚Ja, ik raakte in Rusland aan de rechterkant verlamd. Meneer Gröning keek mij aan, en nu ben ik weer helemaal gezond, ik kan het nog altijd niet begrijpen.‘ Gelukkig zwaaide hij met zijn ledematen.
Ik ging op een groep af, die zich rond een blonde, ongeveer veertigjarige vrouw schaarde. ‚Natuurlijk,‘ hoorde ik de vrouw zeggen, ‚ben ik ook door meneer Gröning genezen. Ik had enorme maagzweren, ik werd steeds magerder en kon van de pijn niet meer slapen. Met twaalf personen waren we bij Gröning.[...] Mij keek hij aan, en toen was het bij mij alsof de zweren als een steen op de aarde vielen. Sindsdien heb ik geen pijn meer, word ik steeds dikker, en de röntgenfoto's die ik liet maken, toonden overtuigend het verdwijnen van de zweren aan. Ik heb me beschikbaar gesteld voor de medische toetsingscommissie. Ik kan u zeggen dat ze verbaasd stonden!‘
De vrouw gaat verder: ‚Maar dat is nog helemaal niets. Verleden week stond een blinde man hier op de binnenplaats. Hij wachtte gedurende meerdere dagen en nachten. Omdat ik vaker hier kom, viel hij me op. Ik had met hem te doen, en ik nodigde hem uit om te komen eten en: ‚Nee,‘ wees hij af, ‚ik mag het moment niet missen, als meneer Gröning naar buiten komt.‘ Toen bracht ik hem broodjes en zei hem dat ik ervoor zou zorgen dat hij naar het station gebracht zou worden. ‚Ik heb niemand nodig, want ik zal alleen naar het station kunnen gaan.‘ En toen beleefde ik het met mijn eigen ogen. Meneer Gröning kwam, en de jonge man schreeuwde het uit: ‚Ik kan weer zien!‘ Inderdaad, de sluier was van zijn ogen geweken. Hij beschreef mij wat ik voor een tas in mijn hand had. Hij zei: ‚Daar rijdt een auto, en daar zit het nummerbord.‘ En hij vond alleen de weg naar het station. Alle omstanders hebben van vreugde gehuild.‘“
Geneesverbod van de kant van instanties en artsen
Het duurde niet lang of ook de instanties - in de eerste plaats de gezondheidsinstanties - bemoeiden zich met de zaak. Een toetsingscommissie werd gevormd, en Bruno Gröning kreeg een geneesverbod. Enkele invloedrijke artsen waren zijn uitgesproken vijanden. Zij zetten alles op alles om zijn werken te verhinderen, en eisten dat hij zich moest onderwerpen aan een wetenschappelijke test betreffende zijn vermogen tot genezen. Welke gezindheid echter achter het verbod stak, werd duidelijk uit de volgende uitspraken van toonaangevende, hierbij betrokken medici: „Gröning kan bewijzen wat hij wil, men zal hem de vergunning om te genezen toch niet geven.“ „Het druist tegen de beroepseer van de artsen in zich met Gröning in te laten.“ Eind juni moest hij Herford definitief verlaten. Alle inspanning om een geneesvergunning te verkrijgen, waren op niets uitgelopen.
Ontwikkeling en doorslaggevende fases in het leven
Voorbereiding op zijn latere werk
Opgedrongen en afgebroken studiejaren
Nadat hij de basisschool tot de vijfde klas had bezocht, begon Bruno Gröning een handelsopleiding. Deze moest hij echter na tweeënhalf jaar op aandringen van zijn vader afbreken. De metselaar wilde dat zijn zoon in elk geval een vak in de bouw zou leren. Hij liet hem tot timmerman opleiden, maar ook hier kwam het niet tot een examen. De economische verwarring van de na-oorlogse tijd liet het niet zover komen. Een kwart jaar voor beëindiging van zijn studietijd moest de firma, bij welke hij studeerde, wegens gebrek aan opdrachten sluiten. In de daaropvolgende tijd leefde hij van de meest verschillende werkzaamheden. Egon Arthur Schmidt schrijft over deze tijd:
„Elk werk, dat hij aanpakte, lukte“
„Daarover werd mij door verschillende collega’s van zijn werk als bijzonder kenmerk verteld, dat hem elk werk, dat hij aanpakte lukte, of hij nu klokken of radiotoestellen repareerde, of als metaalbewerker werkzaam was. Technische dingen lagen hem bijzonder. Hij heeft het ook nooit geschuwd het grofste en lichamelijk zwaarste werk te verrichten. Als havenarbeider heeft hij hetzelfde zware werk gedaan als ieder ander van zijn kompels. Hij maakte daarvan geen geheim, het hoorde immers bij de weg die hem door de diepten leidde om de hoogte te bereiken. Een oud chinees spreekwoord zegt: ‚Wie nooit door een moeras ging, kan geen heilige worden.‘ Er zijn genoeg getuigenissen van vroegere metgezellen voorhanden, waarvan er één mij pas onlangs bereikte en waarin zonder voorbehoud eenvoudig en simpel staat, dat de verteller Bruno Gröning vanuit een eenjarige samenwerking als de best denkbare en fatsoenlijkste kameraad die hij ooit had in goede herinnering hield.“
Huwelijk en zware beproevingen in het gezin
Op z’n 21e jaar trouwde hij. Maar zijn vrouw had geen begrip voor hem. Zij wilde hem in de bekrompenheid van een burgerlijk familieleven dwingen en deed de genezingen als „grillen“ af. De in 1931 en 1939 geboren zoons Harald en Günter stierven beiden op de leeftijd van negen jaar. Hoewel reeds talloze mensen door Bruno Gröning genezing hadden ervaren, geloofde Gertrud Gröning niet in de genezende kracht van haar man. Ze vertrouwde de kinderen niet aan hem, maar aan de artsen toe. Maar de reguliere geneeskunde kon niet helpen. De twee jongens stierven in het ziekenhuis, Harald in 1940 in Danzig, Günter in 1949 in Dillenburg. Voor Bruno Gröning waren dit zware slagen van het lot. Zelfs jaren later kreeg hij nog tranen in zijn ogen als hij over zijn zoons sprak.
Zo was de tijd tussen de twee wereldoorlogen voor hem een voorbereiding op zijn latere werken. Hij moest menig bittere ervaring opdoen om de mensen op elk levensniveau te kunnen begrijpen en hun nood mee te kunnen voelen.
Helpen in plaats van schieten – aan het legerfront en in krijgsgevangenschap
In de tweede wereldoorlog werd hij in 1943 voor het leger opgeroepen. Daar kwam het tot wrijvingen met zijn meerderen. Wegens zijn weigering op mensen te schieten, werd met de krijgsraad gedreigd. Tenslotte moest hij echter toch naar het front. Hij raakte gewond, kwam in Russische gevangenschap en kwam eind 1945 als ontheemde naar West-Duitsland.
Het gedrag van Bruno Gröning in de oorlogstijd was doordrongen van zijn wens te helpen. Zelfs aan het front benutte hij elke gelegenheid zich voor zijn kameraden of de burgerbevolking in te zetten.
In een Russisch dorp maakte hij voor de met hongerdood bedreigde mensen de toegang mogelijk tot de voorraden levensmiddelen van het leger. Tijdens de gevangenschap bevocht hij voor zijn kameraden betere kleding, beter eten en een beter onderkomen. Talloze mensen die aan hongeroedeem leden, hielp hij aan de genezing. In de verschrikking van de oorlog heeft hij geen mens gedood, maar tallozen geholpen.
Echtelijke scheiding en toewijding aan alle mensen
In december 1945 werd hij uit gevangenschap ontslagen, bouwde in het Hessische Dillenburg een nieuw bestaan op en haalde zijn gezin bij zich. Nadat echter ook de tweede zoon gestorven was en zijn vrouw hem elke helpende bezigheid wilde verbieden, scheiddde hij van haar. Hij voelde zich verplicht de genezende krachten, waarover hij beschikte, alle mensen te doen toekomen. Hij zei: „Ik behoor niet tot enkelen, ik behoor tot de mensheid.“
Begin 1949 leidde zijn weg naar het Roergebied. Door de berichten van enkele genezen personen werden steeds meer mensen op Bruno Gröning opmerkzaam. Hij trok van huis tot huis, steeds daar naartoe waar hij nodig was, waar zieken hem om hulp vroegen. Zo werkte hij in kleine kring, tot hij in maart 1949 de uitnodiging van een ingenieur uit Herford aannam om diens zoon te bezoeken.
Kindertijd en jeugd
Geslagen, bespot, onbegrepen, aangevallen – een kind dat anders is dan de anderen
Vlucht uit een hardvochtige omgeving in de natuur: „Hier beleefde ik God“
Bruno Gröning werd op 30 mei 1906 in Danzig-Oliva als vierde van zeven kinderen van het echtpaar August en Margarethe Gröning geboren. Zijn ouders merkten al vroeg het buitengewone van hun zoon. Bijvoorbeeld dat de als schichtig geldende dieren, zoals hazen en reeën, spontaan naar hem toe kwamen en zich zonder angst door hem lieten aaien.
Hoe ouder Bruno Gröning werd, des te vreemder leek hem zijn omgeving. Gröning vertelde dat hij thuis menig maal bont en blauw werd geslagen. De klappen, zo zei hij, deden zijn lichaam geen pijn, maar hij voelde zich onbegrepen.
Door de harteloosheid van zijn omgeving afgesloten, vluchtte de kleine Bruno in de natuur. Hij voelde zich meer tot de dieren, bloemen en struiken aangetrokken dan tot sommige mensen. Vaak verdween hij urenlang in het nabijgelegen bos.
„Hier beleefde ik God, in elke struik, in elke boom, in elk dier, ja, zelfs in de stenen. Overal kon ik urenlang - er bestond eigenlijk geen begrip van tijd - staan en peinzen, en steeds was het mij als verwijdde zich mijn gehele innerlijke leven tot in een oneindigheid.“
Aan de wilde vechtpartijen van leeftijdgenoten deed hij nooit mee. Zo was hij dikwijls het voorwerp van kwade spot en werd om zijn anderszijn geslagen en bestraft.
Graag geziene genezingen bij mens en dier
Mettertijd werd elk aspect in het wezen van Bruno Gröning herkenbaar, dat hem later in het voetlicht van de openbaarheid zou brengen: In zijn aanwezigheid werden mensen en dieren gezond. Vooral tijdens de eerste wereldoorlog bezocht hij vaak de lazaretten, waar men hem graag zag. De gewonden voelden zich in zijn aanwezigheid goed, en velen werden gezond. Ook lieten zieken zijn moeder komen met de vraag met de kleine Bruno bij hen te komen. In de familie en in de kennissenkring werd het genezende werk van de jongen graag geaccepteerd.
Streven naar zelfstandigheid
Bruno Gröning schrijft in zijn levensloop: „Reeds als klein kind werden in mijn bijzijn zieke mensen van hun klachten vrij, en kinderen evenals volwassenen werden bij opwinding of ruzie door enkele woorden van mij volledig rustig. Ik heb ook als kind de conclusie kunnen trekken, dat dieren, die gewoonlijk als schuw of ook als kwaadaardig golden, zich tegenover mij goedmoedig en tam toonden. Mijn verhouding met het ouderlijk huis was daarom zonderling en gespannen. Ik streefde spoedig naar volledige zelfstandigheid om uit de omgeving van het, ‚niet-begrepen-zijn’ van mijn familie weg te komen.“
Bruno Gröning (1906-1959)
Een ongewoon mens in maatschappelijke controverse
In het jaar 1949 kwam de naam Bruno Gröning plotseling in de schijnwerpers van de Duitse publiciteit te staan. Pers, radio en weekbladen deden hiervan verslag. Maandenlang benam het gebeuren rond de „wondergenezer“, zoals hij spoedig werd genoemd, de jonge republiek de adem. Er draaide een bioscoopfilm, wetenschappelijke toetsingscommissies werden ingesteld, de autoriteiten hielden zich, tot in het hoogste college, bezig met het geval Bruno Gröning. De Noordrijn-Westfaalse minister van Sociale Zaken liet Bruno Gröning vervolgen wegens overtreding van de „heilpraktikerwet“ (in Nederland niet van toepassing), de Beierse minister-president verklaarde daarentegen, dat men zo'n „bijzondere verschijning“ zoals Gröning niet in paragrafen moest indelen. Het Beierse Ministerie van Binnenlandse Zaken duidde het werken van Bruno Gröning aan met „vrije liefdadigheid“.
In alle lagen van de bevolking werd heftig en controvers over het geval Bruno Gröning gediscuteerd. De emotionele golven brandden hoog. Geestelijken, artsen, journalisten, juristen, politici en psychologen: allen spraken over Bruno Gröning. Zijn wondergenezingen waren voor de één genadegeschenken van een hogere macht, voor de ander kwakzalverij. Maar het daadwerkelijke van de genezingen werd door medische onderzoeken bewezen.
Wereldwijde interesse voor een eenvoudige arbeider
Bruno Gröning, in 1906 geboren in Danzig en na de oorlog als vluchteling geëmigreerd naar West-Duitsland, was een eenvoudige arbeider. Hij heeft van de meest verschillende werkzaamheden geleefd, hij was o.a. timmerman, fabrieks- en havenarbeider. Nu stond hij plotseling in het middelpunt van de publieke belangstelling. Het bericht van zijn wondergenezingen verbreidde zich wereldwijd. Uit alle landen kwamen zieken, verzoekschriften en aanbiedingen. Tienduizenden genezingzoekenden pelgrimeerden naar de plaatsen waar hij werkte. Een revolutie in de geneeskunde begon zich af te tekenen.
In de greep van verbod, gerechtelijke procedures en medewerkers op winstbejag
Maar ook de tegenkrachten waren er. Ze zetten alles in beweging om het werk van Bruno Gröning te belemmeren. Genezingsverboden achtervolgden hem, processen werden hem aangedaan. Al zijn streven om zijn werk in geordende banen te leiden, mislukte. Enerzijds door tegenstand van de toonaangevende maatschappelijke krachten, anderzijds door onvermogen of winstbejag van zijn medewerkers. Toen Bruno Gröning in januari 1959 in Parijs stierf, was het laatste proces tegen hem in volle gang. Het proces werd geschorst, nooit werd een definitief oordeel uitgesproken. Maar veel vragen bleven open.