Lehre
God is de grootste Arts
Er bestaat geen ongeneeslijk
Vertrouwen en geloven – een voorwaarde voor de genezing
Werkelijk genezen kan alleen maar God, geen mens. God is de grootste Arts. Voor Hem bestaat geen ongeneeslijk, geen onmogelijk. Steeds weer zei Bruno Gröning: „Vertrouw en geloof, het helpt, het geneest de goddelijke kracht!“
Het enige wat hij van een hulpzoekende verwacht, is de bereidheid hem met vertrouwen tegemoet te komen en het geloof in God, Diens genezende kracht en het eigen gezond-worden op te nemen. Als een mens aan deze voorwaarde voldoet, kan Bruno Gröning helpen. Zelfs wanneer het geloof van de individuele mens te zwak is, biedt hij zijn hulp aan: „Als u vandaag nog niet kunt geloven, dan wil ik het voor u doen, tot u werkelijk gelooft. En als u vandaag nog niet kunt vragen, nog niet kunt bidden, dan wil ik dat ook nog voor u doen.“
God is geen straffende rechter
Zo kan door Bruno Gröning de mensen, die het geloof in de gezondheid opnemen, de hulp van God ten deel vallen. Allen moeten worden geholpen. De mensen moeten beleven, dat God geen straffende Rechter, maar een liefdevolle Vader is. Alle mensen zijn Zijn kinderen, en Hij is hun Vriend en Verlosser.
Door Bruno Gröning kan de mens de wonderen van God opnieuw beleven. God is voor alle mensen de grootste Arts en Helper. Voor Hem is niets onmogelijk. Bruno Gröning zei: „Er is veel, wat niet verklaard kan worden, maar niets wat niet gebeuren kan.“
De mens is geest
Het lichaam is alleen het aardse omhulsel voor geest en ziel
Bruno Gröning verklaarde zijn toehoorders het ware wezen van de mens: „Wie bent u?“ vroeg hij. Geen van zijn toehoorders wist, behalve het noemen van zijn naam, een antwoord. Dit telde voor Bruno Gröning niet mee. „Bent u uw lichaam?“ ondervroeg hij verder. Op ons zwijgen legde hij ons uit, dat wij oorspronkelijk geen lichaam, maar geest zijn. Ons lichaam zouden wij alleen maar voor dit aardse leven door God verleend hebben gekregen, verkregen bij de geboorte en af te geven aan de aarde, wanneer wij overlijden. Onze ziel brengt de verbinding tussen geest en lichaam tot stand en neemt de goede en kwade ervaringen mee naar gene zijde. De ziel is de drager van de goddelijke vonk, die op het moment dat de mens zich in het geloof openstelt, de relatie met God mogelijk maakt. Sluit de ziel zich echter in ongeloof af, dan blijft de verbinding met God afgesneden.
Het lichaam is dus niet het wezenlijke van de mens, maar slechts het aardse omhulsel van geest en ziel. Zo is met het sterven van het lichaam niet alles voorbij, zoals tegenwoordig veel mensen geloven, maar het leven gaat verder. Dit is niet aan het lichaam gebonden.
De mens is niet slecht – alleen wanneer hij zichzelf verwaarloost, valt hij aan het kwade ten prooi
De mens is geest, zijn lichaam een geschenk, dat God hem voor een leven op aarde als werktuig ter beschikking stelt. De eigenlijke bestemming van de mens is om het lichaam ten goede te benutten en met behulp hiervan goede gedachten in daden om te zetten. Door de vrije wil heeft de mens echter ook de mogelijkheid het lichaam ten kwade te misbruiken, te stelen, te doden, te vernietigen. Aan de daden van een mens kan men aflezen met wie hij in verbinding, in wiens dienst hij staat, in dienst van God of in dienst van satan. Dat wil niet zeggen dat de mens als zodanig goed of slecht is, maar:
„De mens is en blijft goddelijk, nooit is hij duivels, nooit is hij satanisch, nooit is de mens slecht, maar hij kan alleen maar, als hij God verlaat, als hij zichzelf verwaarloost, kan hij alleen maar door het kwade bevangen worden. Het kwade grijpt hem en hij moet vervolgens het kwade dienen. Niet de mens is het, die iets kwaads doet, maar het kwade. Van het kwade hebben we niets goeds te verwachten! Maar eveneens van God niets kwaads!“
„Als hij [de mens] te zwak is, vervalt hij tot het kwade, valt hij naar beneden, dan kan hij deze weg, die omhoog voert, niet gaan, dan ontbreekt het aan kracht, hij valt omlaag en valt het kwade in de armen en is daar dan aan het kwade overgeleverd. Als daar niet een reddende, een helpende hand komt en hem eruit trekt, is hij verloren voor een aardige tijd. Hij zal daar dan het kwade moeten dienen.“
Elke gedachte heeft een werking
De plicht van ieder mens is het om zijn lichaam in orde te houden. Elke negatieve gedachte echter, elk kwaad woord en elke slechte daad brengt aan het lichaam schade toe, dat wil zeggen: wanneer de geest niet met God verbonden is en zich overgeeft aan de negatieve kracht, kan dat leiden tot een ziekte van het lichaam.
Wanneer de ziel zich echter opnieuw openstelt voor het binnenstromen van de goddelijke kracht en zich met de geest verbindt, zal het gezond worden van het lichaam het gevolg zijn. Om deze reden is de eigen geesteshouding zo beslissend. Nooit mag een genezing beloofd worden. Het ligt steeds aan de mens zelf, hoe hij zich openstelt voor het goede en hoe hij de leer van Bruno Gröning ter harte neemt. Een behandeling van het lichaam kan slechts de uitwerking bestrijden, maar niet de oorzaak uit de weg ruimen. Dat kan de mens alleen maar zelf, doordat hij de „grote ommekeer“ bewerkstelligt.
Gedachten zijn krachten
Een positieve gedachte bouwt op, een negatieve gedachte breekt af
Bruno Gröning spoorde zijn toehoorders dikwijls aan hun eigen gedachten te controleren en alleen maar de goede op te nemen. God en satan zijn niet alleen maar krachtbronnen, maar ook gedachtebronnen. Zij zenden onophoudelijk gedachten uit; God goede, satan slechte. De mens kan - aldus Bruno Gröning - niet zelf gedachten produceren, maar bezit alleen maar het vermogen om deze op te nemen.
„Het is zo belangrijk, wat voor gedachten de mens opneemt, want gedachten zijn krachten. Wil de mens goed, dan helpt God hem, wil hij kwaad, dan helpt satan hem.“
De mens is niet willoos overgeleverd aan alles wat hem in de zin komt. Hij beslist zelf welke gedachten hij toelaat en welke niet. De keuze moet hij echter gewetensvol maken, niet oppervlakkig. Achter elke gedachte staat een kracht: een positieve gedachte bouwt op, een negatieve gedachte breekt af; een blij bericht geeft vleugels, een treurig bericht ontmoedigt. Gedachten zijn geestelijke krachten. Deze dragen een macht in zich, waarvan de huidige mens nauwelijks nog een vermoeden heeft. Een aan de liefde ontsproten gedachte kan een mens ertoe brengen zijn leven voor een ander te geven. Een aan haat ontsprongen gedachte echter kan hem ertoe drijven een ander te doden. „Hoed u zich voor elke kwade gedachte!“
„Alles wat u in u opneemt, moet u weer afgeven“
„Daarvan zou u zich tot nu toe reeds bewust moeten zijn - wanneer u toch slechts een enkele kwade gedachte opneemt, hebt u toch steeds weer vastgesteld, dat meerdere kwade gedachten bij u binnengedrongen zijn en u daarna ook kwade woorden hebt gesproken. Dus, alles wat u in u opneemt, moet u ook weer afgeven.“
„Slechts één kwade gedachte opgenomen, dan wordt u tot dienaar van het kwade, wordt u werkelijk tot dienaar van de satan! Laat u dat gezegd zijn!“
De mens handelt naar zijn wil
Wat kan een mens echter tegen depressieve gedachten, twijfel-, angst- en dwanggedachten doen, hoe moet de mens zich daartegen verweren? Ze duiken plotseling uit het niets op, stormen op hem af en willen zijn gemoed grijpen. Wat moet hij doen?
Satan wil de mens met negatieve gedachten - van welke aard en nuance dan ook - in verwarring brengen, hem van de goddelijke weg afbrengen. Hij wil dat de mens bang wordt, zich ergert, aan het goede twijfelt en de geboden van God overtreedt. Om dat te bereiken, maakt hij hem wijs, dat de mens een speelbal is van ongoede gedachten en gevoelens en hieraan machteloos overgeleverd is. Maar dat is leugen en bedrog.
God heeft de mens zo geschapen, dat hij zelf over zijn denken, spreken en handelen kan beslissen. Komt er een ongoede gedachte voor zijn innerlijk oog op, dan kan hij hem rustig, maar beslist afwijzen. Als hij daarbij standvastig blijft, moet het kwade wijken en kan geen macht over hem uitoefenen. Met zijn vrije wil beslist de mens zelf over zijn lot. „De mens handelt naar zijn wil. Zo de wil is, zo is de gedachte. De gedachte beweegt de mens tot de daad.“
Allereerst moet de wil tot gezondheid aanwezig zijn
Met een eenvoudig voorbeeld liet Bruno Gröning zien welke grote betekenis de gedachten toekomt. Bij de bouw van een huis is de eerste aanzet de wil, respectievelijk de wens om een huis te bouwen. Aansluitend wordt de gedachte steeds meer werkelijkheid, tot een nauwkeurig plan wordt opgesteld. Tot dat tijdstip bestaat het bouwwerk alleen maar in de fantasie van de toekomstige huiseigenaar. De eigenlijke bouw van het huis is pas de laatste stap op een lange weg, waaraan talloze overwegingen en voorbereidingen voorafgaan.
Precies zo is het met de genezing. Eerst moet de wil voor de gezondheid aanwezig zijn, vervolgens moet een in gedachten afstand nemen van de ziekte plaatsgevonden hebben, en het geloof in de gezondheid worden opgenomen. Pas de laatste stap is de aan het lichaam beginnende genezing. Deze is zeer zeker geen werk van de mens, maar een handeling van genade van God. De mens kan deze niet verdienen, maar verkrijgen.
De tegenstellingen „goed“ en „kwaad“
De mens leeft daartussen en heeft steeds de keus
Wanneer de mens door de vrije wil de mogelijkheid tot beslissen heeft, dient zich de vraag aan: Wat zijn de alternatieven waartussen hij kan kiezen? Bruno Gröning zei hierover: „Miskent en vergeet u niet, vrienden, dat de mens tussen goed en kwaad leeft. Daartussen leeft hij, hier het goede, daar het kwade, er tussenin staat de mens, hij beslist.“
De mens heeft de keuze. Hij kan iets goeds of iets kwaads doen. Is één van zijn naasten in nood, dan kan hij hem helpen, hij kan achteloos aan hem voorbijgaan of zelfs de nood van de ander voor zichzelf uitbuiten. Hij kan doen wat hij wil. De mens staat in zijn leven - bewust of onbewust - voor wegsplitsingen waar hij moet beslissen voor het goede of het slechte pad. Meestal zijn het dagelijkse gebeurtenissen die de loop van het lot bepalen.
Hoe is het bijvoorbeeld als men uit woede over een eerlijk woord met een vriend breekt, uit ergernis over de chef een baan opgeeft of door gekrenkte trots een uniek aanbod afslaat? Hoe dikwijls zijn het impulsieve beslissingen, die men later betreurt, maar niet meer ongedaan kan maken. Een nietig moment kan de loop van het hele verdere leven bepalen, ten goede of ten kwade.
Opbouwende en afbrekende krachten
Maar hoe komt het daartoe? Wat staat achter het begrip „goed“ en „kwaad“? Is niet het hele leven een product van blind toeval, waar de mens machteloos aan overgeleverd is?
Het goede - zo verklaarde Bruno Gröning - komt van God, het kwade van zijn tegenstander: van satan! Die bestaat werkelijk, en hij heeft zich ten doel gesteld, al het goede, Goddelijke te vernietigen. Bruno Gröning: „Wie doet het, wie laat hier niets onbeproefd om het goede, het Goddelijke te vernietigen? Waar komt de ziekte vandaan, de ziekte aan dat, wat hier op deze aarde groeit? Neemt u, wat u wilt, zomaar een vrucht of zomaar een ander levend wezen, de satan probeert steeds weer en nog om alles te vernietigen. Ook heeft hij het klaargespeeld om aan de mens te knagen.“
„De satan, die op deze aarde bestaat, heeft niets onbeproefd gelaten om het goede en het Goddelijke te vernietigen.“
„Waar God is, daar is de liefde, waar satan is, daar zijn de oorlogen.“
In het geestelijke staan beide polen tegenover elkaar: God als het leven zelf en satan, die het vernietigen wil. Legioenen geestelijke wezens staan hen terzijde, en de strijd wordt met alle hardheid gevoerd.Beide kanten beschikken over enorme energieën. Hun wezen beschreef Bruno Gröning met eenvoudige woorden: „De goddelijke kracht is opbouwend, en de kwade, duivelse, satanische is afbrekend.“
Beide kan de mens in zich opnemen en laten werken, zowel in het lichaam als in de ziel. De ene werkt versterkend en opbouwend, de andere verzwakkend en afbrekend. De positieve kracht bergt de gezondheid in zich, de negatieve de ziekte.
Ziekte is geen straf van God, maar het gevolg van verkeerde gedachten en daden
Bruno Gröning zei, dat de ziekte van het kwade komt en niet - zoals veel beweerd wordt - een straf van God is. Zulke gedachten duidde hij aan als leugens en wees deze beslist af. God straft niet! De ziekte is het gevolg van verkeerde gedachten en daden. Wanneer de oorzaak uit de weg geruimd is, zal ook de uitwerking ervan verdwijnen, en dat is de wil van God.
„Niet zoals mensen geloven, dat de ziekte een straf van God zou zijn. Het is ermee te vergelijken als een kind het ouderlijk huis verlaat. Daar kunnen de ouders het de handen niet meer boven het hoofd houden, ze kunnen het kind niet meer beschermen. Zo hebben ook wij onze Vader verlaten. Wij mogen niet vergeten, dat wij alleen maar kinderen van God zijn. Alleen Hij kan ons helpen! En Hij zal ons helpen, als wij de weg weer naar Hem hebben gevonden.“
De vrije wil
De mens beslist zelf of hij in de ziekte of de gezondheid gelooft
Een innerlijke strijd
Als er tijdens het genezingsproces pijn komt, is het niet altijd gemakkelijk om in Regelungen te denken. Veel mensen worden onzeker: „Is het pijn door Regelungen of zijn het ziektesymptomen?“ Er begint een innerlijke strijd om het geloof. Hier wordt beslist of de mens de genezing verkrijgt, respectievelijk hoe lang het genezingsproces duurt. Het komt er op aan wie hij meer geloof schenkt, de gedachte aan ziekte of de gedachte aan genezing. Gelooft hij verder in de ziekte, dan zal hij deze ook houden, maar vecht hij door om het geloof in de gezondheid, dan zal het genezingsproces zich voltrekken. De mens beslist zelf.
Niemand kan tot genezing gedwongen worden, men kan slechts vrijwillig beslissen
Dit is een belangrijk punt in de leer van Bruno Gröning. Steeds weer bracht hij naar voren dat de mens een onaantastbare vrije wil heeft, het grootste geschenk dat God aan een levend wezen kan geven. De vrije wil verheft de mens van het niveau van een gericht schepsel tot het niveau van een vrij kind, dat de geboden van de Vader niet gedwongen, maar vrijwillig volgt. Maar de vrije wil maakt het hem ook mogelijk om aan de wetten van God voorbij te gaan.
Bruno Gröning respecteerde de vrije wil van de mens ten zeerste. Daarom kan hij slechts degene helpen die zich laat helpen, die bereid is zich van de ziekte los te maken. Hij mag de mens alleen maar dat afnemen, wat deze hem krachtens zijn vrije wil geeft. Wie op zijn ziekte zit, er voortdurend aan denkt en erover spreekt, zal vergeefs op een genezing wachten. Bruno Gröning zei hierover: „Ik mag een mens helpen, de weg naar het goede te vinden, maar ik mag hem de beslissing daarover noch afnemen, noch hem ook maar tot het goede dwingen. Ieder moet zijn weg zelf vinden.“
De „Regelungen“
De reiniging van het lichaam kan eerst pijn veroorzaken
De „Regelungen“ zijn deel van een reinigingsproces
Sommige mensen krijgen bij het opnemen van de Heilstrom pijn. Dit fenomeen duidde Bruno Gröning aan als „Regelung“. Dit is een teken van de beginnende omschakeling in het lichaam. De pijn door Regelungen is met de pijn van de ziekte niet te vergelijken. De rijn door Regelungen wordt door de Heilstrom bewerkstelligd en is de uiting van een reiniging van de zieke organen. Kurt Trampler (zelf genezen, tijdelijk medewerker van Bruno Gröning, journalist en auteur) schrijft daarover: „Ook de pijn door Regelungen brengt de hulpzoekenden dikwijls nogal in de war. De pijn door Regelungen moet er zijn". Vaak maakte het sommige mensen angstig, als de pijn door Regelungen kwam, dat er een terugval was begonnen. Ze werden bang en zeiden: ‚Het is nog erger, laten we naar de arts gaan.‘ Gröning: ‚Daarom maak ik u erop attent, als de pijn door Regelungen komt, deze te verdragen. Er gebeurt niets ergs, maar alleen maar dat de mens gezond wordt.‘“
De vorm van de Regelungen kan volstrekt verschillend zijn. De pijn kan dezelfde zijn als die van de ziekte, soms zelfs erger. Deze kan echter ook heel anders tot uiting komen. Dat is van geval tot geval verschillend, omdat ieder menselijk lichaam individueel op de genezende kracht reageert.
De pijn door Regelungen kan de mens niet bespaard worden. Deze is een deel van het reinigingsproces, waarbij het vuil van de ziekte langs geestelijke weg uit het lichaam wordt verwijderd.
Het proces van de Regelung
Bruno Gröning legde het fenomeen van de regelingen uit door het voorbeeld van een vuile melkkan. Hij vroeg wat gedaan moet worden als de zure, stinkende melk in de kan vervangen moet worden door verse. Het antwoord ligt voor de hand. Eerst moet de slechte melk eruit worden gegoten, dan moet de kan gereinigd worden. Helemaal eender - figuurlijk gezien - is het bij de mens. Laten we het lichaam als kan nemen, de ziekte als slechte en de gezondheid als goede melk, dan moet de mens zich eerst in gedachten van de ziekte losmaken - de slechte melk eruit gieten. Daarna wordt het lichaam van het „vuil“ van de ziekte gereinigd - dat zijn de Regelungen. Pas het gezuiverde vat kan gevuld worden met de verse melk - de gezondheid komt bij de mens naar binnen.
In een ander voorbeeld vergelijkt hij de mens met een fruitschaal: „Neem een schaal, die zomaar ergens mee gevuld is, voor mijn part met fruit, dat dagenlang staat, dat wil zeggen heeft gestaan en niemand heeft zich erom bekommerd en niemand wist dit te verzorgen, en het is slecht geworden. U kunt van dit fruit niet meer genieten. En als er nu iemand komt en u nieuw, gezond fruit wil geven, dan zou het erg dom zijn, als men het goede, nieuwe, gezonde fruit op dit slechte zou leggen, want dit goede zou ook in dezelfde toestand overgaan, waarin het slechte al is. Wanneer u het gezonde fruit wilt hebben, dan moet u toch eerst het slechte, het ongezonde, het niet meer eetbare wegdoen. Maar dat niet alleen, u moet ook de fruitschaal zelf schoonmaken, om dan het gezonde te ontvangen. Vergelijkt u dit, deze schaal, met uw lichaam en het fruit met uw zieke organen en het gezonde is dat, waarop u hoopt. Maar het is onmogelijk, als u het slechte niet van u af kunt werpen, wat in dit geval betekent, als u zich met uw ziekte bezighoudt.“
Het „Einstellen“
De juiste lichaams- en geesteshouding voor het opnemen van de goddelijke Heilstrom
Als Heilstrom duidde Bruno Gröning de geestelijke kracht aan, die de genezing bewerkstelligt. Als synoniem gebruikte hij ook de termen genezende golf en goddelijke kracht. Hoe echter kan de mens de Heilstrom in zich opnemen, hoe zich openen voor de goddelijke kracht? Bruno Gröning beval de hulpzoekenden de volgende zithouding aan: armen en benen niet kruisen of over elkaar en de handpalmen naar boven geopend op de bovenbenen leggen. Naast dit uiterlijke is het belangrijk om alle storende gedachten uit te schakelen en zich geheel te concentreren op wat in het lichaam gebeurt. Een open, gelovige geesteshouding is de basisvoorwaarde. Op deze manier kan de mens zich openen voor het binnenstromen van de genezende kracht. Bruno Gröning zei: „God geeft ons al het goede, alleen moeten wij al het Zijne, dat Hij ons zendt, in ons opnemen. Dus - doet u het!“
Waarom de lichaamshouding zo belangrijk is, verklaart hij als volgt: „Wie nog een vrij beweeglijk lichaam hebben, die verkrampen het dikwijls zo graag, dat is ook de macht, de macht der gewoonte. De benen kruisen, over elkaar slaan; zeker kan hij eens lummelig gaan zitten, dat wil zeggen zijn lichaam eens lekker uitrekken, maar niet dan, wanneer hij het goede, het Goddelijke wil ontvangen. Dan moet hij vrij zijn, met open handen, met lege handen moet hij daar zitten of staan.“
Kurt Trampler (zelf genezen, tijdelijk medewerker van Bruno Gröning, journalist en auteur) schreef in zijn boek De grote ommekeer: „Belangrijk [...] is naast de innerlijke voorbereiding ook een schijnbaar kleine, maar toch zeer wezenlijke uiterlijkheid. Men moet met vrije rug zitten en benen noch handen mogen elkaar raken. Als de handen elkaar raken, ontstaat er volgens Grönings opvatting kortsluiting van de levensstroom in het bovenlichaam, als de benen elkaar raken of zelfs over elkaar geslagen zijn, leidt dit tot dezelfde schade in het onderlichaam. Wie zulke fouten uit gewoonte maakt, zou zelfs, op langere termijn gezien, echt onaangename ziekten naar zich toe trekken.“
Opletten wat men in het eigen lichaam voelt
Het bewust opnemen van de kracht noemde Bruno Gröning „einstellen“. De mens „stelt zich in“ op de ontvangst van de heilstroom. Waar en wanneer dat plaatsvindt, is niet doorslaggevend. Het is alleen maar belangrijk dat hij rust heeft, alle storende gedachten uitschakelt en nauwkeurig waarneemt wat er in zijn lichaam gebeurt. Bruno Gröning vroeg zijn toehoorders steeds weer wat zij voelden:
„U hebt u er alleen maar op in te stellen, om hier de ware, goddelijke zending te ontvangen, beter gezegd: te verkrijgen. Hoe u deze zending verkrijgt, dat stelt u vast. Maar steeds weer moet ik zeggen, pas dan, als u uw lichaam werkelijk aandacht schenkt, als u oplet, wat daarin gebeurt, nog veel minder er omheen, maar slechts erin, in uw eigen lichaam.“
Ieder mens kan de Heilstrom aan het eigen lichaam voelen. De één neemt een kriebelen waar, de ander een koude of een hete rilling. Weer een ander moet armen of benen bewegen, en een volgende schudt. Zo roept de heilstroom bij afzonderlijke mensen de meest verschillende reacties op.
De „Heilstrom“
Levensstroom uit de goddelijke krachtbron
Gröning als „transformator” tussen de „elektriciteitscentrale” God en de „gloeilamp” mens
Bruno Gröning duidde zichzelf aan als bemiddelaar van een geestelijke kracht, die direct van God komt en genezing bewerkstelligt. Deze goddelijke kracht noemde hij „Heilstrom“.
Om het wezen van de Heilstrom te verklaren, bediende hij zich van een voorbeeld. Hij vergeleek God met een elektriciteitscentrale, de mens met een gloeilamp. Zoals de gloeilamp slechts dan tot zijn doel kan komen, als de stroom uit de centrale hem bereikt, zo kan de mens slechts dan in de goddelijke orde leven, als hij met de kracht van God wordt gevoed. Zichzelf schreef Gröning de taak van een „transformator“ toe. Hij verandert de oneindig hoge goddelijke energieën zo, dat ieder mens alleen maar zoveel krijgt als hij kan opnemen. Zijn vermogen tot het opnemen van kracht was onbeperkt. Zo was het bijvoorbeeld op de Traberhof bij Rosenheim mogelijk, dat duizenden mensen gelijktijdig de genezende kracht voelden en het tot grote massale genezingen kwam.
Toen de verbinding tussen God en mens werd verbroken
Bruno Gröning verklaarde, dat in de oertoestand een directe verbinding bestond tussen de „centrale“ God en de „ontvanger“ mens. De mensen leefden op aarde als kinderen van God in hoogste eenheid met hun Vader. Maar omdat zij zich van God afwendden, vielen ze uit de goddelijke orde en gaven zich prijs aan nood en ellende. De verbinding tussen God en mens werd verbroken. Mettertijd ontstond een steeds dieper wordende kloof, die de mensen vanuit zichzelf niet meer konden overbruggen.
De brug over de kloof tussen God en mens heen naar een nieuw levensgevoel
Bruno Gröning zegt: „En omdat de mens nooit meer op de eigenlijke, op de goddelijke weg terugkon, omdat de brug, die hier naartoe leidde, opgeblazen was, en hij was samengeperst tot een hoopje en dwaalde maar wat rond. De brug naar deze ware, goddelijke weg heb ik gebouwd, heb ik weer opgericht, en als u deze brug benut, als u hierover gaat, komt u op de weg, op de goddelijke weg, waar zelfs u dan de verbinding met het grote, enige, goddelijke werk hebt, waar u dan de ware, de echte, de juiste, de goddelijke levensstroom krijgt, om dan weer goed, allereerst gezond uw leven te kunnen leiden.“
„En wie over deze brug gaat en de ware, goddelijke weg verder loopt, die zal een heel ander gevoel krijgen, die is verbaasd over dat alles, wat daar is, wat hij hier tot nu toe nog niet kon erkennen. Aldaar ontvangt u werkelijk pas de aansluiting met het grote goddelijke werk.“
Wie de leer van Bruno Gröning volgt en zich opent voor de goddelijke kracht, zal de Heilstrom aan zijn eigen lichaam voelen. Een volledig nieuw levensgevoel zal in hem binnentrekken: pijn, zorgen en nood zullen wijken, gezondheid, harmonie en vreugde zullen in hem plaatsnemen. Hij begint te beleven dat God niet als onbarmhartig rechter ver boven de sterren troont, maar als liefdevolle Vader bij de mensen is en hen wil helpen. De kloof is overwonnen. De mens beleeft opnieuw de oertoestand.
De grote ommekeer
Zich van de ziekte losmaken en in de gezondheid geloven
Zich in gedachten met de ziekte bezighouden, betekent deze vasthouden
Steeds weer riep Bruno Gröning de mensen op tot de „grote ommekeer“. Hij spoorde hen aan het geloof in het goede in de daad om te zetten en af te zien van de slechte gewoonten.
Om te beginnen vroeg hij de mensen niet aan de ziekte te denken. Hij bracht steeds naar voren dat de ziekte van het kwade komt en het kwade is. Zich hiermee bezighouden betekent zich met het kwade afgeven. Dit verhindert het genezingsproces en kan het zelfs onmogelijk maken. „Wie zich met de ziekte bezighoudt, houdt deze vast en verspert de goddelijke kracht de weg.“
De mens moet zich van de ziekte losmaken, deze niet als zijn eigendom beschouwen, maar hierin een euvel zien. „De ziekte hoort niet bij de mens!“
De ziekte aan Bruno Gröning afgeven
Bruno Gröning deed de mensen het aanbod, de ziekten van hen af te nemen. „Geeft u mij uw ziekten en uw zorgen! U komt er alleen niet mee klaar. Ik draag ze voor u. Maar geeft u mij deze vrijwillig, stelen doe ik niet!“
„Als u de ziekte blootlegt, dat ik deze van u kan afnemen, is het goed; als u eraan vasthoudt, dan mag ik ook niets doen. Het zevende gebod verbiedt het: ‚Gij zult niet stelen!‘ Als ik de mens met geweld de ziekte zou afnemen, zou ik zondigen. Ik mag niet stelen! Wie van zijn ziekte houdt, houdt deze vast, wie deze kan vergeten, van hem neem ik haar, dat hij haar vrijgeeft, niet slechts in gedachten, ook in daden. U moet naar mijn woord luisteren! Ik wil u niet beïnvloeden. Als u de ziekte vrijgeeft, dan neem ik alle kwalen van u af!“
Allereerst moet de mens een innerlijke ommekeer in zichzelf bewerkstelligen
Hoe belangrijk Bruno Gröning de innerlijke ommekeer van een ieder vond, maakt de volgende passage uit het boek De grote ommekeer van Kurt Trampler (zelf genezen, tijdelijk medewerker van Bruno Gröning, journalist en auteur) duidelijk: „Ook in persoonlijke gesprekken hoorde ik van Gröning dikwijls het besliste standpunt, dat hij de verantwoording voor God draagt, de ‚genezing door zuiver goddelijke kracht‘ slechts aan de zieken te voltrekken, die tenminste van goede wil zijn om volgens de goddelijke wet te leven, en ieder van de genezing uit te sluiten, die niet bereid is van het kwade af te zien. „Ik zou,“ zo zei hij, „een massale genezing ook zo kunnen voltrekken, dat ik zeg: Alle zieken van een stad of van een land worden gezond! Maar zou daarmee niet meer verloren dan gewonnen zijn? Zouden de slechten onder de zieken daarmee tot ommekeer bereid zijn? Zouden zij niet slechts de herwonnen gezondheid misbruiken? Nee, eerst moet de mens een innerlijke ommekeer in zichzelf bewerkstelligen, eerst moet hij bereid zijn het duivelse uit zich te scheuren en de weg naar God te vinden. Pas dan is hij het waard om genezen te worden.“
De oorspronkelijke mens was niet ziek
De volgende woorden van Bruno Gröning verduidelijken deze uitspraak en verklaren het ontstaan van de ziekten:
„Hoe is het er eigenlijk toe gekomen, dat de mens ziek geworden is? De oorspronkelijke mens was niet ziek. De mensen zijn slecht geworden, steeds slechter, van generatie op generatie. De slechtheid heeft zo ver om zich heen gegrepen, dat het spoedig niet meer mogelijk is om te leven. Twist en strijd, zelfs in de gezinnen, meer oorlog dan vrede onder de volkeren! De zorgen brachten het zielenleed over de mensen, en deze hebben zich zo diep geworteld, dat de mensen ziek moesten worden. De één belast via de ziel de ander. De mensen zijn bedorven, ze hebben zich van het natuurlijke verwijderd, velen hebben het geloof in God verloren. Wie echter van de goddelijke weg afraakt, die raakt ook van zijn gezondheid af.“
Wil de mens de gezondheid door Bruno Gröning terugkrijgen, dan moet hij bereid zijn van de „slechtheid“ af te zien. Hij moet het slechte, de ziekte, de rug toekeren, zich daarvan losmaken, niet meer denken „mijn astma, mijn reuma enzovoort“. Dat is niet altijd gemakkelijk. Het vereist een innerlijke verandering. De mens moet zijn denken fundamenteel omschakelen. Hij moet niet zoals gewoonlijk in de ziekte, maar in de gezondheid geloven. Hij moet het geloof opnemen, dat zelfs ongeneeslijke ziekten te genezen zijn.
„Met het verstand kan ik niet begrepen worden”
Wat verwachtte Bruno Gröning daar van de hulpzoekenden! Verzet elk logisch denken zich niet om zo'n eis serieus te nemen? Hoe moeten door reuma misvormde gewrichten weer in orde komen, hoe verlamde ledematen weer in staat te functioneren? Hoe moet het mogelijk zijn om Bruno Gröning ziekten af te geven, zonder dat hij de kleinste behandeling verricht, ja, zonder dat men hem de ziekte ook maar beschrijft? Is dat niet een belediging voor ieder nuchter denkend mens?
Het is inderdaad een grote ommekeer, die Bruno Gröning van de mensen verwacht, het betekent toch elk wetenschappelijk, op het verstand georiënteerd denken aan de kant te zetten en het geloof in iets hogers op te nemen. Zijn leer berust op volledig andere principes dan het tegenwoordig gebruikelijke verstandelijk denken, uit de materialistische tijdgeest voortgekomen. Daarom zei hij dikwijls: „Met het verstand kan ik beslist niet begrepen worden.“
De oorzaak van ziekten
Als de verbinding met de goddelijke krachtbron ontbreekt
Een ziekte is geen toeval
Veel mensen leven tegenwoordig in het geloof dat een ziekte iets toevalligs zou zijn, dat plotseling opduikt en de mens als vanuit het niets overvalt. Bruno Gröning zei daarentegen: „Hoe verder de mens zich van God afwendt, wetend of onwetend, hoe minder leven er in zijn lichaam steekt, zodat er nauwelijks nog zo veel leven in was, dat de organen op hem, zoals hij ze moet bepalen, reageerden. Niet meer met volledige kracht kon hij door het leven gaan. Hij is hier van deze krachtbron afgeraakt. Hij heeft uiteindelijk de verbinding met de grote, goddelijke krachtbron verloren. Hij heeft de kracht van God niet meer in zich kunnen opnemen. En zo werd het, zijn lichaam, tot een wrak.“
Tussen God en de mensen ontstond een grote kloof
Hoe de mens weer tot de gezondheid kan komen, beschreef Bruno Gröning als volgt: „God heeft de mens mooi, goed en gezond geschapen. Zo wil Hij hem ook hebben. Oorspronkelijk waren de mensen geheel met God verbonden, er was alleen maar liefde, harmonie en gezondheid, alles was één. Maar toen de eerste mens naar de stem, naar de kwade, die buiten deze eenheid sprak, luisterde en dat heeft gedaan, toen werd deze verbinding verbroken, en sindsdien staat God hier en de mens daar. Tussen God en de mens ontstond een grote kloof. Er is geen verbinding. De mens - op zichzelf aangewezen - kan nog zo gelovig zijn en bidden, hij zal op zijn levensweg door het kwade aangevallen en in de diepte getrokken worden. U bent op uw levensweg daar aangekomen, daar beneden. U beleeft ongeluk, pijn, ongeneeslijke kwalen. Ik zeg u: gaat u niet nog dieper, maar ik roep u op tot de grote ommekeer! Komt u omhoog, en over de kloof bouw ik voor u een brug! Gaat u van de lijdensweg op de goddelijke weg! Hierop is geen ongeluk, geen pijn, geen ongeneeslijk - daar is alles goed. Deze weg leidt naar God terug!“
De leer van Bruno Gröning
Hulp en genezing langs geestelijke weg
De leer van Bruno Gröning gaat uit van de invloeden van geestelijke krachten op de mens. De invloed van deze krachten is groter dan door de meeste mensen wordt aangenomen.
De mens als „batterij”- om zijn taken te vervullen, moet hij steeds weer nieuwe levensenergieën opnemen
Bruno Gröning vergelijkt de mens met een batterij. In het dagelijkse leven levert ieder kracht in. Toch wordt de benodigde nieuwe levensenergie dikwijls niet meer voldoende opgenomen. Evenals een lege batterij niet in staat is te functioneren, zo kan een krachteloos lichaam zijn taken niet uitvoeren. Uitputting, nervositeit, levensangsten en uiteindelijk ziekte zijn de gevolgen.
Bruno Gröning legde uit hoe ieder weer tot nieuwe energie kan komen. Het geloof in het goede is hiervoor evenzeer voorwaarde als de wil tot de gezondheid. De mens is overal omgeven door genezende golven, die hij slechts hoeft op te nemen. Volgens Bruno Gröning bestaat er geen ongeneeslijke ziekte, hetgeen de medisch onderzochte succesberichten bevestigen. De genezingen vinden hier alleen plaats langs geestelijke weg en zijn daarom niet gebonden aan het materiële lichaam van Bruno Gröning.
Hoe de mens de Heilstrom het beste opneemt
Om deze Heilstrom op te nemen, zit de hulpzoekende met geopende handen, armen en benen niet over elkaar, om het stromen van de Heilstrom niet te belemmeren. Gedachten aan ziekten en zorgen werken storend, gedachten aan iets moois daarentegen helpen.
Als de Heilstrom door het lichaam stroomt, stoot deze op de organen die door ziekte zijn belast en begint daar een reinigende werking. Daarbij kan er pijn optreden, die een aanwijzing is voor de reiniging van het lichaam. Omdat de ziekte in haar aard niet door God gewild is, wordt zij geleidelijk verwijderd. Dat kan in enkele gevallen ook spontaan gebeuren. Hiervoor is het nodig dat de mens zich in gedachten niet meer met de ziekte bezighoudt, maar erin gelooft dat voor God geen ongeneeslijk bestaat.
Om ook verder gezond te blijven, stellen de Bruno Gröning-vrienden zich dagelijks op de ontvangst van de Heilstrom in. Het gezonde lichaam vormt de basis voor een leven in harmonie met de mens zelf, zijn medemensen en met de natuur.
Bruno Gröning geeft de mensen een leer
Het doel van de leer van Bruno Gröning is om iedereen tot een levensblij mens te maken, die vrij is van lichamelijke en psychische belastingen.
Hierover zei Bruno Gröning woordelijk: „Deze, mijn leer is een uitgesproken levenswijsheid, waarnaar reeds veel van mijn vrienden leven en daarmee succes hadden. Door het aannemen van deze leer kwam in hen een volledige omschakeling tot stand, die zelfs in veel gevallen tot een succes met betrekking tot hun gezondheid leidde.“
Bruno Grönings streven gold slechts het ene doel: de noodlijdenden te helpen. Hen gaf hij zijn leer mee op weg, die niet op intellectuele overwegingen berustte, maar ontsproot aan het intuïtief aanvoelen van geestelijke wetmatigheden. Wie zich met deze leer nader bezighoudt, zal een onvermoede complexiteit vinden en erkennen, dat deze leer ver boven het aspect van de genezing uitreikt, doordat de mens niet alleen geneest in zijn lichaam, maar ook geneest in zijn ziel. Hij riep de mensen op in het goede te geloven en het in de daad om te zetten.