De toestroom van chronische ziekten, die psychisch bepaald zijn

Op 30 juni begonnen wij eerst in Nordrhein-Westfalen, aansluitend echter tot de regio van Hamburg naar boven met het onderzoek van patiënten, die door Gröning behandeld en volgens zeggen genezen had. Dat was eenvoudiger gezegd dan gedaan.

De door Gröning behandelde zieken waren naar hun woonplaatsen teruggekeerd. Niemand had hun naam en adres precies vastgelegd. Gröning had als een soort rondtrekkende geneeskundige in de ware zin van het woord er op los behandeld, en behalve verhalen, persnotities, beweringen en geruchten bestond er aan de kant van zijn aanhangers generlei exact materiaal over zijn werken. Wij zouden waarschijnlijk behoorlijke moeilijkheden hebben moeten overwinnen, wanneer wij niet puur toevallig in Bielefeld een man hadden ontmoet, die al vóór ons had geprobeerd om zich een bepaald overzicht van de werkelijke successen van Gröning te verschaffen.

Deze man was de rayondirecteur van een ziekenfonds, Lanzenrath genaamd, verstandig, zakelijk en met een brede kijk op de dingen. Hem was het gelukt in het „gevolg“ door te dringen, dat zich – hetzij uit gelovigen, hetzij uit profiteurs, daarover konden wij destijds nog niet oordelen – rond Gröning gevormd had en na diens vertrek naar Hamburg voor een deel in huize Hülsmann in Herford, waar Gröning had gewerkt, achtergebleven was. Van Grönings capaciteit, talrijke ziekten te beïnvloeden en te genezen, was hij evenzo overtuigd, als van zijn persoonlijke bescheidenheid. Maar hij vreesde, dat het „gevolg“ de goede eigenschappen van Gröning op verkeerde wegen zou leiden. Lanzenrath zelf was tegenover ons eerst wantrouwig. Maar ook hier was het professor Fischer, die voor onze groep de deuren opende en Lanzenrath ertoe bracht ons verder te helpen en ons vanuit hetgeen hij wist gevallen te noemen, van waaruit men door nauwkeurig onderzoek conclusies kon trekken betreffende de ernst van het fenomeen Gröning. De motieven, die Lanzenrath in de omgeving van Gröning hadden geleid, waren overigens buitengewoon interessant.

Weliswaar had ook hem een ziekte, een pijnlijke nierkwaal, naar Gröning geleid. Sindsdien was hij – intussen waren er twee maanden verstreken – pijnvrij gebleven. Tegelijkertijd echter had hem het lot van het ziekenfonds aanleiding gegeven om verbinding te zoeken met Gröning. Hij vertelde ons, dat de Duitse ziekenfondsen door financiële problemen werden bedreigd, omdat zij zich ronduit voor een zee van chronische ziekten geplaatst zagen, die gewoonweg niet wilden genezen. Hij bevestigde daarmee natuurlijk iets, dat de psychotherapeuten, die oplettend ons doen en laten in de gaten hielden, beslist bekend is. De tweede wereldoorlog met al zijn schokkende dingen had een ware stroom van ziekten nagelaten, die voor het overwegende deel psychische oorzaken hebben, echter in organische verschijnselen naar buiten komen, begonnen bij de talloze maagaandoeningen en reumatische ziekten tot aan de uitgesproken neurosen of verlammingen. De psychologen hebben voor deze ziekten het begrip van de zogenaamde psychosomatische ziekten gecreëerd.

Na de geldzuivering kon men statistisch een opnieuw toenemen van het aantal ziekten constateren, die vroeger nooit in deze omvang waren opgedoken en die men maar moeilijk op organische oorzaken kon terugvoeren. Lanzenrath had inderdaad gehoopt bij Gröning een genezingsmethode te vinden, die misschien ooit tot de verlichting van de overbelaste kas kon dienen. Lanzenrath had een ruim aantal behandelingen en genezingen precies gevolgd. Hij leidde ons eerst naar ongeveer 20 gevallen, waarbij we in een tijdsbestek van een week van zorgvuldige analysen en onderzoeken, voor zover mogelijk, door gesprekken met de huisartsen van dat ogenblik de voor ons beslissende kwestie zochten op te helderen: kan Gröning genezen?

Op 8 juli overzagen we de uitslagen van de 20 onderzoeken. Onder de 20 gevallen waren er 7, die misschien interessant en hier en daar zelfs wat geheimzinnig waren, maar geen duidelijk beeld gaven voor of tegen Gröning. Omdat wij ons uitgerekend eerst met deze 7 gevallen bezighielden, waren wij op de derde dag van de onderzoeken geneigd wanhopig te worden. Dat gold tenminste voor ons leken.

Het woningbureau

schot door een nier gekregen. De geschonden nier functioneerde nog slechts beperkt. Na de oorlog kreeg de tweede nier een heftige ontsteking, die uiteindelijk zover doorging, dat de behandelende artsen aan een operatie dachten. Röntgenfoto's en andere rapporten waren voor ons beschikbaar. Voor Pinksteren had Klüglich zich door middel van een brief via Lanzenrath tot Gröning gewend. Deze had eerst „op afstand genezen“ en Klüglich gevraagd nauwkeurig op te letten wat^er de volgende dagen in zijn lichaam zou gebeuren. Klüglich stelde een verhoogde nieractiviteit, veel donkergekleurde urine en daarna een toenemende verlichting van de pijn vast.

Ook de behandelende arts constateerde een verbetering. Gröning bezocht Klüglich aansluitend persoonlijk, en de verbetering hield stand. Klüglich had het bed verlaten en ondernam wandelingen. Maar op het moment dat wij hem bezochten en professor Fischer hem onderzocht, was zijn toestand weer verslechterd. De professor ontdekte snel, dat Klüglich op grond van zijn ziekte door het woningbureau een extra kamer had gekregen. Door de snel rondgaande berichten over zijn „genezing“ had het woningbureau hem meegedeeld dat het onder deze omstandigheden de kamer weer moest intrekken. Op dezelfde dag begon de verslechtering van zijn toestand weer. Het ging hier blijkbaar niet om simulatie, maar om een echte verslechtering, die echter zonder twijfel op een psychische oorzaak, namelijk de angst voor het verlies van de kamer en de gedachteverbinding ziekte en bezit van de kamer, terug te voeren was. Van een genezing te spreken was natuurlijk onzin. De reguliere geneeskunde kon in dit geval erop wijzen, dat het Gröning alleen gelukt was de zieke uit een diepe lethargie te trekken en daardoor tijdelijk zijn weerstandsvermogen te verhogen. Zij gaf weliswaar daarmee de directe verbinding van psychische behandeling en het lichamelijk weerstandsvermogen bij ziekten toe, had echter gelijk, als zij de stelling van een genezing afwees. De vraag bleef natuurlijk open, wat Gröning bij een voortgezette beïnvloeding had kunnen bereiken.

Zij zat op haar kassa

Daar was ten tweede het geval van mevrouw W., eveneens in Bielefeld. Zij was weduwe en eigenaresse van een fietsenzaak. Vanaf een stoel in de keuken, die achter haar winkel lag, beheerste zij de zaak en het gezin. Sinds 15 jaar leed zij, zoals was aangetoond, aan klachten bij het lopen en vochtophoping in de benen. Hart- en nierfunctie waren echter normaal. Daarentegen waren er aanwijzingen van een verspreide gewrichtsreuma. Gröning had een halfuur tegenover haar gezeten en haar spoedige verbetering voorspeld. Sindsdien kon zij weer over het erf lopen en voelde zij zich werkelijk goed. De professor stelde vast, dat het oedeem nog maar gering was. Een onderzoek bij de behandelend arts had eveneens de vaststelling van een voelbare teruggang van de zwellingen tot resultaat gehad, sinds Gröning mevrouw W. had bezocht. In de laatste tijd leken de klachten echter weer licht toe te nemen.

Had ook hier een psychische opmontering en herleving een tijdelijke verbetering gebracht, die weliswaar weer de nauwe verbinding van zielentoestand en ziekte liet zien, maar voor ons niet genoeg bewezen kon worden? Ware het, dat men ook hier door een voortgezette behandeling van Gröning hoopt op een definitief succes. Interessant was de vaststelling, dat mevrouw W. sinds vele jaren op haar kassa zat. De dwangneurose, de kassa ononderbroken te moeten bewaken, kan van bevorderende invloed zijn geweest op de klachten bij het lopen. Deze klachten grensden aan verlamming. Waarschijnlijk had Gröning ook deze dwangneurose tijdelijk aan de kant gezet, wat in elk geval een opmerkelijke prestatie bleef, waarvoor een normale psychotherapeut niet een halfuur, maar dagen en zelfs weken nodig zou hebben. Maar ook deze prestatie was niet voldoende om zoiets ongewoons achter Gröning te zoeken, dat wij voor grote klinische experimenten hadden kunnen instaan.

Gröning gaf haar een zilveren kogel

Dan was er tenslotte het geval Schwerdt in Bielefeld. Het ging hier om twee patiënten. Om een meisje, dochter van een gewone ambtenaar, wier moeder een deprimerende invloed op de dochter uitoefende. Ten tweede om een man die een fabriek bezat en naar het zich liet aanzien door zijn op erfenis beluste familie bewaakt werd. De man en het meisje waren een verhouding met elkaar aangegaan, waardoor de man in heftig conflict met zijn familie raakte. Het meisje stond tegenover voortdurende verwijten van haar moeder, die niets van de zaak met de rijke man wilde weten, omdat „dit niets kon worden“. Beiden, de man en het meisje, verloren uiteindelijk de moed. Zij gingen uit elkaar. Het meisje kreeg een buitengewoon ernstige hartneurose, die haar tot voortdurend liggen dwong. De man kreeg rond dezelfde tijd een ongeluk en bleef in bed liggen, ook toen de verwondingen allang geheeld waren. Het dreef hem naar zijn geliefde. Om deze drang niet te volgen, hield hij zich meer met het ziek-zijn bezig en verschanste hij zich in zijn bed. Gröning behandelde het geval. Hij bewerkstelligde door een eerste bezoek bij het meisje een wezenlijke verbetering, zodat mejuffrouw Schwerdt het bed kon verlaten. Zij bezocht daarna Gröning en noemde hem samen met andere namen van zieken, die hij zou moeten helpen, ook de naam van de fabrikant, zonder zich nader over hem uit te laten. Maar Gröning vermoedde blijkbaar de werkelijke samenhang. Hij haalde het zilverpapier van een sigarettenpakje uit zijn zak, verfrommelde het in zijn vuist en gaf de zo ontstane kogel aan het meisje met de opdracht deze zolang in de hand te houden tot zij deze de genoemde man persoonlijk in de hand kon geven. Hij zou dan gezond worden. Mejuffrouw Schwerdt droeg de kogel 36 uur in haar hand.

Ondertussen hoorde de man door de overal rondsnellende geruchten over de successen van Gröning en zijn aanwijzing voor mejuffrouw Schwerdt. De nieuwsgierigheid dwong hem uit zijn bed en naar het meisje. De verbroken relatie werd hierdoor weer hersteld en beiden voelden zich weer gezond. Op de vraag van professor Fischer of ze elkaar nu weer regelmatig zagen, verklaarde het meisje: „Ja – helaas.“ Het eigenlijke conflict, dat het hele onheil had teweeggebracht, de spanningen met de moeder respectievelijk met de familieleden was dus – want ze zei „helaas“ – niet uit de weg geruimd en kon vroeg of laat de oude toestand weer te voorschijn roepen.

De indruk ook van dit geval was tweeledig. Maar in elk geval had Gröning ook hier een door psychische complexen te voorschijn geroepen ziekte in verbazingwekkend korte tijd uit de weg geruimd, met opmerkelijke invoelingsgave de samenhang juist erkend en met de kogelmethode een kunstgreep toegepast, waarvoor de beste psychotherapeut zich niet hoefde te schamen. Hij had inderdaad over het hoofd gezien dat het complex als oorzaak was blijven bestaan. Het geval Schwerdt was het eerste geval, dat professor Fischer voor Gröning begon in te nemen. Wanneer er verder niets bijzonders bij Gröning te vinden zou zijn, dan zou men niet kunnen ontkennen, dat hij een verrassende natuurlijke gave voor psychotherapeut bezat.

De weigerende motorfiets

Bovenal merkwaardig was het zogenoemde geval Wehmeyer. Wehmeyer had in Herford een transportbedrijf. Actief, krachtig, met gezonde zenuwen, absoluut niet geneigd om zich iets op de mouw te laten spelden. Hij had Gröning dus ook opgezocht om hulp voor zijn vrouw te vinden, die vanwege een in bijzonderheden niet precies vast te leggen chronische ziektetoestand in een kliniek in Münster lag. Gröning had hem daarbij uitgelegd: „Uw vrouw zal de wens uiten binnen een bepaalde tijd naar huis te komen. Uzelf mag er echter niet vooraf naartoe gaan en uw vrouw tot deze thuiskomst brengen.“ Wehmeyer was, zoals gezegd, een man die noch in helderziendheid geloofde, noch zich graag iets liet voorschrijven. Hij pakte dus tegen de aanwijzingen van Gröning in zijn motorfiets en ging op weg naar Münster naar zijn vrouw. Daarbij echter deed zich het merkwaardige voor, wat hij gewoonweg niet kon vatten: onderweg weigerde zijn motorfiets. In Bielefeld ging hij ermee naar een reparateur. Deze onderzocht de motor van boven tot onder, de motor was in orde. Hij moest kunnen rijden. De monteur verwisselde de bougies, deed al het mogelijke, hij begreep niet waarom de motor niet reed. Hij zei radeloos dat de heer Wehmeyer het beste maar weer naar huis kon gaan. Wehmeyer begaf zich op de terugweg. En op het moment waarop hij weer koers naar Herford zette, liep de motorfiets alsof er nooit iets aan had gemankeerd. Hij keerde verheugd om. Direct stond hij stil, richting Münster liep hij niet.

Nog helemaal in de greep van deze ronduit spookachtige gebeurtenis reisde Wehmeyer enige tijd later met de trein naar Münster. Daar zei zijn vrouw inderdaad spontaan dat ze direct naar huis wilde. Zij voelde zich wezenlijk beter en de afdelingsarts verklaarde, dat hij met zijn behandeling nu klaar was.

De hete stroom
Een ongewoon beginsucces

Op de vijfde dag van ons onderzoek beleefden wij de eerste werkelijk grote verrassing. En vanaf deze dag volgde de ene verrassing na de andere, om tenslotte tot een gebeurtenis te leiden, die men zonder overdrijving als een sensatie moest aanduiden.

Wij waren naar Hamburg gegaan, omdat Lanzenrath daar een geval wist, dat hem bijzonder indrukwekkend leek te zijn. Het geval was bovendien medisch goed bekeken. Het ging om het dochtertje van ene heer Mendt, die een autoreparatiewerkplaats in Hamburg had. Het kind had een spinale kinderverlamming doorgemaakt, echter verlammingsverschijnselen in de benen overgehouden.

Er was hier een nauwkeurige, zorgvuldig verwerkte voorgeschiedenis met duidelijke diagnose. Gröning had het kind op zijn gebruikelijke wijze behandeld door er rustig tegenover te zitten, langzame vragen naar zijn lichamelijke bevindingen, hooguit door een licht strijken met de hand. Daarna heeft hij de opdracht achtergelaten in de komende dagen de verdere bevindingen van het kind precies op te schrijven. Dit was zorgvuldig gebeurd en professor Fischer las nu, dat het kind trekkende pijn in de benen in de richting van de onderrug gevoeld had. Deze nam toe en maakte voor een toenemende warmte en sterke doorbloeding van de verlamde benen plaats. Het kind begon weer bewegingen te maken, waartoe het voorheen niet in staat was geweest. Professor Fischer onderzocht de ledematen van het kind nauwkeurig en stelde vast dat deze verbazingwekkend goed doorbloed waren. Het hele proces herinnerde hem aan het principe van de „autogene training“, zonder dat het weliswaar tot nu toe gelukt was deze methode bij spinale kinderverlamming met succes toe te passen. De „autogene training“ werd door prof. I.H. Schulz, voormalig docent voor psychotherapie aan de universiteit Jena ontwikkeld en in Duitsland gedoceerd. Schulz' methoden waren in principe niets anders dan het toepassen van de oude beroemde en voor elke Europeaan geheimzinnige praktijk van de Indiase yoga op de moderne Europese geneeskunde. De methode stelde echter de door hem opgeleide artsen in staat door een psychische beïnvloeding, die niet met hypnose verward mag worden, de bloedsomloop van hun patiënten naar bepaalde lichaamsdelen te sturen. Dat lukte hen niet in alle gevallen.

Vooral vereiste het wekenlang, vaak maandenlang moeite, die werkelijk de naam „training“ verdiende. Hier in het geval Mendt had Gröning een beginsucces behaald dat heel ongewoon was. Zelfs wanneer een medisch opgeleide psychotherapeut aan dit geval was begonnen, dan zou hij in het gunstigste geval vele weken nodig hebben gehad om het resultaat te bereiken dat Gröning binnen een halfuur teweeg had gebracht. Fischer had nog een lang gesprek met de Hamburgse professor Burckhard, en beiden waren door het succes zo gepakt, dat professor Fischer de eerste keer zei, dat hij van mening was, dat Gröning over buitengewone psychotherapeutische krachten, misschien over een eigen stralingsveld of iets anders beschikte, dat in het grote klinische onderzoek onderzocht moest worden. Evenzo moest de mogelijkheid van beïnvloeding van spinale kinderverlamming en de gevolgen en verschijnselen ervan door een lopende behandeling over langere termijn bekeken worden.

Geen arts kon hem helpen

Reeds de volgende dag bracht een nieuwe, indrukwekkende verrassing. Lanzenrath had ons naar een andere patiënt van Gröning gebracht, ene heer Kargesmeyer in Bad Oeynhausen. Kargesmeyer was 47 jaar oud en leed sinds zijn tweede jaar aan hoofdpijn, die zich in de loop der tijd tot een ernstige trigeminusneuralgie ontwikkelde. Hieronder verstaat men pijn van de aangezichtszenuwen, die tot de vreselijkste ziekten behoort die er bestaan. De heftigheid van deze pijn kan mensen tot zelfmoord brengen. De ziekte is door de normale arts nauwelijks te beïnvloeden. De pijnverlichting door medicijnen blijft onvolkomen. In heel wanhopige gevallen probeert men de zenuwen door alcoholinspuitingen te vernietigen of eenvoudig door te snijden. Telkens gaat het om moeilijke en in het resultaat geenszins zekere ingrepen. Kargesmeyer was verscheidene keren geopereerd. Uiteindelijk had men in een kliniek in Münster door een radicale operatie amandelen en bijholten uitgeruimd, omdat vermoed werd, dat daar gelokaliseerde ontstekingshaarden de oorzaak van de aangezichtspijn waren. De operatie was zonder invloed op de neuralgie gebleven. Natuurlijk was het mogelijk, dat de genoemde ontstekingen oorspronkelijk de neuralgie hadden opgeroepen. Maar na het verwijderen ervan was de pijn in de aangezichtszenuwen "gefixeerd" gebleven, gelijk aan de vreselijke pijn die vaak bij amputaties in de zenuwen van de amputatiestomp worden gevoeld en daarbij de indruk hebben als zou de pijn door de gehele niet meer aanwezige arm of een geamputeerd been trekken. Gröning had Kargesmeyer behandeld. Hij had hem verzocht het hoofd tussen zijn handen vast te nemen.

Daarna voelde Kargesmeyer een hete stroom in het gezicht. De pijn duurde nog enkele dagen voort, verdween dan echter van dag tot dag meer. Hij was al sinds vier weken vrij van pijn.

Ook hier had blijkbaar een ongewoon vermogen tot het besturen van de bloedsomloop tot het succes geleid. Misschien waren ook nog andere factoren werkzaan. Maar dat kon voor ons op dit moment geen rol spelen. Tot nu toe waren er slechts uiterst weinig gevallen van behandeling van trigeminusneuralgie door psychotherapie bekend. En ook daarbij had het weken en maanden geduurd tot een succes bereikt was. Gröning had het in een korte zitting klaargespeeld – een tot op vandaag ongekende prestatie.

Dokumentarfilm

Documentaire:
"Het fenomeen
Bruno Gröning"

Data filmvoorstellingen in vele steden wereldwijd

Grete Häusler-Verlag

Grete Häusler uitgeverij: Een grote keus uit boeken, tijdschriften, CD’s, DVD’s en kalenders

fwd

Wetenschappers aan het woord: Interessante aspecten van de leer van Bruno Gröning