De Traberhof - Massale stormloop in Rosenheim

Tot aan 30.000 hulpzoekenden verzamelen zich dagelijks in september 1949 voor Gröning

01 Bruno Gröning am Traberhof 02

Na afsluiting van de Heidelbergse onderzoeken keerde Bruno Gröning in augustus 1949 naar Zuid-Duitsland. Hij wilde de drukte die om zijn persoon gemaakt werd ontlopen en trok zich terug op een landgoed bij Rosenheim in de buurt van München. Eerst lukte het om zijn verblijf geheim te houden. Nadat echter de eerste kranten over zijn aankomst in Beieren melding hadden gemaakt, begon een massale bestorming.

Tot 30.000 mensen stroomden dagelijks naar de Traberhof bij Rosenheim. Pers, radio en weekbladen deden verslag. Er draaide zelfs een bioscoopfilm met de titel „Gröning“ en de gebeurtenissen rond hem gaven bewijs.

Bijbelse taferelen

De krant Zeitungsblitz berichtte in de tweede week van september in een speciale editie: „Intussen hadden zich meer dan tienduizend mensen verzameld, die allen sinds uren in de gloeiende hitte op het grote ogenblik wachtten dat Gröning op het balkon kwam, tot de menigte sprak en zijn genezende kracht uitstraalde. De mensen stonden dicht op elkaar gedrukt, om in het volle genot van zijn ‚genezende stralen‘ te komen. Reeds begonnen de reacties te komen bij de ernstigste zieken in hun rolstoelen en zitplaatsen en bij de mensen die apart aan de kant stonden. Opnieuw begonnen halfblinden te zien, opnieuw verhieven zich mensen die tot dan toe niet konden lopen, opnieuw bewogen verlamden hun stijve ledematen. Honderden vertelden over ergere pijn op de zieke plekken, over trekken, steken en kriebelen, over een gevoel van een onbeschrijfelijk ‚licht-zijn‘ en plotseling verdwijnende hoofdpijn.“

Niet alleen op de Traberhof kwam het tot Bijbelse taferelen. Overal waar Gröning verscheen, was hij in een oogwenk omringd door talloze zieken. Anita Höhne beschrijft in haar boek Geistheiler heute de toestand rond Gröning: „Als Gröning alleen maar zijn komst aankondigde, begonnen er al pelgrimstochten. Typisch de taferelen die de journalist Rudolf Spitz bij een Gröning-bezoek in september 1949 in München zag:

‚Om 19.00 uur stonden er duizenden in de Sonnenstrasse. Om 22.30 uur stonden ze er nog. Ik heb in vijf jaren oorlog veel meegemaakt, maar nooit was ik meer verbijsterd dan in de vier uur waarin ik tegenover Bruno Gröning zat en een gruwelijke parade van ellende en lijden meemaakte. Epileptici, blinden en verlamden op krukken verdrongen zich voor hem. Moeders hielden hun verlamde kinderen voor. Er waren mensen die flauwgevallen waren, er klonk geschreeuw, smekend hulpgeroep, verzoeken, wensen, diepe zuchten.‘“

Staatsorganen bekennen welgezindheid

Anita Höhne citeert de journalist Rudolf Spiz: „‚Zieken op draagbaren, verlamden, een grote mensenmenigte aanschouwde een andere journalist uit München, dr. Kurt Trampler, ook op de Traberhof bij Rosenheim, waar Bruno Gröning toen verbleef, Trampler kwam als verslaggever van de weekkrant Münchener Allgemeiner - een nuchtere journalist, die alleen maar geloofde wat hij zelf zag en hoorde: ‚Wij horen nu vanaf het balkon een stem die niet van Gröning is, en haasten ons naar het raam. Pitzer, het hoofd van de politie in München, spreekt tot de verzamelde mensen. Hij vertelt dat de ischias die hem jarenlang geplaagd had, in Grönings aanwezigheid minder is geworden. Pitzer is bepaald geen man die tot hypergevoelige voorstellingen neigt, maar van wat hij aan zichzelf heeft waargenomen, kan hij getuigen. Nu staat hij openlijk aan Grönings kant, en de CSU-afgevaardigde Hagen volgt hem met een zelfde verklaring.‘“

Ook de Beierse autoriteiten waren Bruno Gröning welgezind. Het dagblad Münchener Merkur meldde op 7 september 1949 onder de kop „Welwillendheid jegens Gröning“: „Minister-president dr. Erhard verklaarde op maandag op een persconferentie, dat men het werken van een ‚buitengewone verschijning‘ zoals Bruno Gröning niet door paragrafen van de wet moest laten mislukken. Volgens zijn opvatting staan geen grote problemen de toelating van Gröning in Beieren in de weg.

Het Beierse Binnenlandse Staatsministerie maakt bij de redactiesluiting bekend: Het voorlopig onderzoek naar het genezende werken van Bruno Gröning heeft uitgewezen, dat dit als een vrij liefdewerk beschouwd kan worden en in dit kader geen toestemming nodig heeft volgens de genezerswet (Heilpraktikergesetz, in Nederland niet van toepassing).“

Van beschadiging van zijn goede naam tot medische documentatie van genezingen

Op de Traberhof werd rond Gröning veel drukte gemaakt. Er kwamen veel zakenlieden die munt uit zijn bijzondere gave wilden slaan. Deze brachten zijn naam en aanzien schade toe en bewerkstelligden dat de autoriteiten er afstand van namen. Toen de toestand onhoudbaar werd, trok Gröning zich in de Beierse bergen terug. Hij wilde enkele aanbiedingen voor de opbouw van herstellingsoorden nagaan. Het was zijn doel instellingen voor elkaar te krijgen waarin hulpzoekenden in geordende banen genezing zouden kunnen verkrijgen. Artsen zouden voor- en na-onderzoeken naar het Heidelbergse voorbeeld moeten doen en de intredende genezingen documenteren.

Het „fenomeen Gröning“ en de wetenschap

Medische toets in Heidelberg belooft schriftelijk rapport

Bruno

In deze tijd in Herford begonnen de medisch gespecialiseerde medewerkers van het tijdschrift Revue Grönings genezingssuccessen te onderzoeken. De Marburgse psycholoog en geneeskundige prof. dr. H.G. Fischer ging met een speciale staf van correspondenten naar Herford. Daar voerde hij gesprekken met genezen mensen en moest verrast vaststellen dat Grönings „methode“ inderdaad succesvol was. Vervolgens besloot de Revue om aan de wetenschappelijke opheldering van het „fenomeen Gröning“ bij te dragen. In de Heidelbergse universiteitskliniek moest de „geneesmethode“ van de „wondergenezer“ onderzocht worden.

Bruno Gröning ging op de voorstellen van Fischer in, omdat deze hem bij een gunstig verloop een positief rapport beloofde. Gröning hoopte een weg tot vrij werken gevonden te hebben.

Genezingen voor de ogen van de artsen - „Bruno Gröning geen charlatan”

Op 27 juli begonnen de onderzoeken. De personen bij wie hij zijn kunnen moest bewijzen, werden uit de groep van die zieken uitgekozen, die zich in meer dan 80.000 smeekbrieven tot hem gewend hadden. Hierbij kwamen enkele patiënten van de Heidelbergse Ludolf-Krehl-Kliniek. Zij allen kregen een zorgvuldig vooronderzoek, en er werden nauwkeurige diagnosen gesteld. Aansluitend kwamen zij naar Gröning, die „zijn methode“ bij hen liet werken. Hierbij waren steeds artsen aanwezig. Zij waren er getuige van hoe ziekten deels spontaan verdwenen. De in de kliniek uitgevoerde na-onderzoeken bevestigden de genezingen. Zelfs ongeneeslijke ziekten, zoals de ziekte van Bechterew, werden genezen.

In een in de Revue afgedrukt voorrapport verklaarde prof. dr. Fischer uitdrukkelijk dat Bruno Gröning geen charlatan, maar een op natuurlijke wijze begaafde zielkundige was. Daarmee probeerde hij het „fenomeen Gröning“ vanuit zijn zienswijze te verklaren, zonder hem echter recht te laten wedervaren.

Gröning weigert winstbejag

Het definitieve rapport moest na verwerking van de resultaten opgesteld worden. Bruno Gröning kreeg de verzekering dat de weg voor zijn verdere werken definitief werd vrij gemaakt. In de tussentijd deden de heren professoren Fischer en Von Weizsäcker (onder wiens bescherming de hele onderneming stond) Bruno Gröning het volgende voorstel: zij wilden herstellingsoorden oprichten waarin hij aan de zijde van artsen moest werken. De leiding en keuze van de patiënten behielden zij zich voor.

Daarop zei Bruno Gröning: „De aan mij door prof. F. in deze samenhang gestelde financiële voorwaarden enzovoort waren zo gesteld, dat zij voor mij onaanvaardbaar waren. Natuurlijk werden hierover veel besprekingen gevoerd, ook met heren die dit werk wilden financieren. Ik kon het met de voorstellen van professor F. niet eens zijn en heb ze daarom afgewezen, omdat ik

  1. geen cent bezat, dus kon ik jegens hem ook geen financiële verplichtingen op mij nemen, die ik niet zou hebben kunnen nakomen;
  2. nooit eraan gedacht heb om van het hele plan een handel te maken.

Het was voor mij daarom allemaal een onmogelijke eis. Bovendien wilde ik alleen maar dat doen, zoals het mij door mijn roeping is gegeven: de hulpzoekende helpen en mij daarom voor de artsen zoals psychotherapeuten ter beschikking stellen, maar nooit een handel van de hele zaak maken.“

Uitblijven van het rapport en potentieel conflict met de wet

De afwijzende houding van Bruno Gröning liet de professoren hun belangstelling voor hem verliezen. Het beloofde rapport werd nooit opgesteld. In plaats van voor hem een vrij werken mogelijk te maken, werden voor hem slechts nieuwe obstakels op de weg gelegd. Met betrekking tot de onderzoeken werd zijn „genezingsmethode“ met begrippen als „behandeling“, „patiënt“ etc. benoemd en als medisch werk gewaardeerd. Daarmee was een conflict met de Heilpraktikerwet (wet op het alternatief genezen - in Nederland niet van toepassing) voorgeprogrammeerd.

1949 - In het middelpunt van de publiciteit

Bruno Grönings werken in Herford

Tausende

Duizenden zieken en hulpzoekenden belegeren Gröning

De negenjarige Dieter Hülsmann was reeds langere tijd bedlegerig. Hij leed aan progressieve spierdystrofie en geen van de bezochte artsen en professoren kon hem helpen. Nadat Bruno Gröning zich over de jongen had ontfermd, kon het kind weer lopen. Ingenieur Hülsmann - overweldigd door de plotselinge genezing van zijn zoon - vroeg de gast te blijven. Hij wilde nog andere zieken uitnodigen, die - aldus Hülsmann - de „wonderman“ moest helpen.

Bruno Gröning nam het aanbod aan, en elke dag kwamen er meer hulpzoekenden. Steeds meer mensen hoorden over het wonderbaarlijke gebeuren rond Gröning. Het duurde niet lang of zijn naam lag op ieders lippen. De kranten berichtten over de „wondergenezer“ en in de Britse zone werd hij tot het gesprek van de dag. Duizenden stroomden naar de Wilhelmsplatz, mensenmassa's belegerden het huis.

Manfred Lütgenhorst van het dagblad Münchener Merkur schreef op 24 juni 1949 o.a.: „Toen ik 's morgens om 10.30 uur in Herford aankwam, stonden er voor het kleine, twee verdiepingen tellende huis op de Wilhelmsplatz zo'n duizend mensen. Het was een onbeschrijfelijk beeld van ellende. Talloze verlamden in rolwagentjes, anderen die door hun familie gedragen werden, blinden, doofstommen, moeders met onnozel geworden en verlamde kinderen, oude omaatjes en jonge mannen verdrongen zich en kreunden. Bijna honderd auto's, vrachtwagens en omnibussen stonden op het plein geparkeerd, en allen kwamen ze van verre.“

Verlammingen, maagzweren, blindheid: „de heer Gröening keek me aan en nu ben ik weer volledig gezond.”

Manfred Lütgenhorst gaat verder: „ ,Gelooft u dat u zult genezen?‘ vroeg ik aan de zieken. Ze knikten. ,Gisteren had u hier moeten zijn,‘ antwoordde iemand, ,Meneer Gröning was in Viersen in het Rijnland, en hier op de binnenplaats stonden vijf verlamden op en gingen gezond naar huis. Genezing op afstand - de binnenplaats heeft hen gezond gemaakt.‘ De andere zieken bevestigden het.

Ik ging verder door de menigte en stenografeerde hun wonderbaarlijke vertellingen mee. Deze alleen al waren genoeg om er een boek mee te vullen. Toen ik een sigaret opstak, zei een jonge man naast mij: ‚Alstublieft, verkoopt u mij er eentje!‘ Hij droeg een uniformjas en zag eruit als iemand die uit Rusland was teruggekeerd. Ik gaf hem de sigaret. Hij stak hem op en zei overmoedig: ‚Ziet u, alles kan ik nu weer alleen.‘ Daarbij bewoog hij zijn rechterarm samen met de vingers en zijn rechterbeen. ‚Bent u ook door Gröning genezen?‘ vroeg ik. ‚Ja, ik raakte in Rusland aan de rechterkant verlamd. Meneer Gröning keek mij aan, en nu ben ik weer helemaal gezond, ik kan het nog altijd niet begrijpen.‘ Gelukkig zwaaide hij met zijn ledematen.

Ik ging op een groep af, die zich rond een blonde, ongeveer veertigjarige vrouw schaarde. ‚Natuurlijk,‘ hoorde ik de vrouw zeggen, ‚ben ik ook door meneer Gröning genezen. Ik had enorme maagzweren, ik werd steeds magerder en kon van de pijn niet meer slapen. Met twaalf personen waren we bij Gröning.[...] Mij keek hij aan, en toen was het bij mij alsof de zweren als een steen op de aarde vielen. Sindsdien heb ik geen pijn meer, word ik steeds dikker, en de röntgenfoto's die ik liet maken, toonden overtuigend het verdwijnen van de zweren aan. Ik heb me beschikbaar gesteld voor de medische toetsingscommissie. Ik kan u zeggen dat ze verbaasd stonden!‘

De vrouw gaat verder: ‚Maar dat is nog helemaal niets. Verleden week stond een blinde man hier op de binnenplaats. Hij wachtte gedurende meerdere dagen en nachten. Omdat ik vaker hier kom, viel hij me op. Ik had met hem te doen, en ik nodigde hem uit om te komen eten en: ‚Nee,‘ wees hij af, ‚ik mag het moment niet missen, als meneer Gröning naar buiten komt.‘ Toen bracht ik hem broodjes en zei hem dat ik ervoor zou zorgen dat hij naar het station gebracht zou worden. ‚Ik heb niemand nodig, want ik zal alleen naar het station kunnen gaan.‘ En toen beleefde ik het met mijn eigen ogen. Meneer Gröning kwam, en de jonge man schreeuwde het uit: ‚Ik kan weer zien!‘ Inderdaad, de sluier was van zijn ogen geweken. Hij beschreef mij wat ik voor een tas in mijn hand had. Hij zei: ‚Daar rijdt een auto, en daar zit het nummerbord.‘ En hij vond alleen de weg naar het station. Alle omstanders hebben van vreugde gehuild.‘“

Geneesverbod van de kant van instanties en artsen

Het duurde niet lang of ook de instanties - in de eerste plaats de gezondheidsinstanties - bemoeiden zich met de zaak. Een toetsingscommissie werd gevormd, en Bruno Gröning kreeg een geneesverbod. Enkele invloedrijke artsen waren zijn uitgesproken vijanden. Zij zetten alles op alles om zijn werken te verhinderen, en eisten dat hij zich moest onderwerpen aan een wetenschappelijke test betreffende zijn vermogen tot genezen. Welke gezindheid echter achter het verbod stak, werd duidelijk uit de volgende uitspraken van toonaangevende, hierbij betrokken medici: „Gröning kan bewijzen wat hij wil, men zal hem de vergunning om te genezen toch niet geven.“ „Het druist tegen de beroepseer van de artsen in zich met Gröning in te laten.“ Eind juni moest hij Herford definitief verlaten. Alle inspanning om een geneesvergunning te verkrijgen, waren op niets uitgelopen.

Ontwikkeling en doorslaggevende fases in het leven

Voorbereiding op zijn latere werk

Bruno

Opgedrongen en afgebroken studiejaren

Nadat hij de basisschool tot de vijfde klas had bezocht, begon Bruno Gröning een handelsopleiding. Deze moest hij echter na tweeënhalf jaar op aandringen van zijn vader afbreken. De metselaar wilde dat zijn zoon in elk geval een vak in de bouw zou leren. Hij liet hem tot timmerman opleiden, maar ook hier kwam het niet tot een examen. De economische verwarring van de na-oorlogse tijd liet het niet zover komen. Een kwart jaar voor beëindiging van zijn studietijd moest de firma, bij welke hij studeerde, wegens gebrek aan opdrachten sluiten. In de daaropvolgende tijd leefde hij van de meest verschillende werkzaamheden. Egon Arthur Schmidt schrijft over deze tijd:

„Elk werk, dat hij aanpakte, lukte“

„Daarover werd mij door verschillende collega’s van zijn werk als bijzonder kenmerk verteld, dat hem elk werk, dat hij aanpakte lukte, of hij nu klokken of radiotoestellen repareerde, of als metaalbewerker werkzaam was. Technische dingen lagen hem bijzonder. Hij heeft het ook nooit geschuwd het grofste en lichamelijk zwaarste werk te verrichten. Als havenarbeider heeft hij hetzelfde zware werk gedaan als ieder ander van zijn kompels. Hij maakte daarvan geen geheim, het hoorde immers bij de weg die hem door de diepten leidde om de hoogte te bereiken. Een oud chinees spreekwoord zegt: ‚Wie nooit door een moeras ging, kan geen heilige worden.‘ Er zijn genoeg getuigenissen van vroegere metgezellen voorhanden, waarvan er één mij pas onlangs bereikte en waarin zonder voorbehoud eenvoudig en simpel staat, dat de verteller Bruno Gröning vanuit een eenjarige samenwerking als de best denkbare en fatsoenlijkste kameraad die hij ooit had in goede herinnering hield.“

Huwelijk en zware beproevingen in het gezin

Op z’n 21e jaar trouwde hij. Maar zijn vrouw had geen begrip voor hem. Zij wilde hem in de bekrompenheid van een burgerlijk familieleven dwingen en deed de genezingen als „grillen“ af. De in 1931 en 1939 geboren zoons Harald en Günter stierven beiden op de leeftijd van negen jaar. Hoewel reeds talloze mensen door Bruno Gröning genezing hadden ervaren, geloofde Gertrud Gröning niet in de genezende kracht van haar man. Ze vertrouwde de kinderen niet aan hem, maar aan de artsen toe. Maar de reguliere geneeskunde kon niet helpen. De twee jongens stierven in het ziekenhuis, Harald in 1940 in Danzig, Günter in 1949 in Dillenburg. Voor Bruno Gröning waren dit zware slagen van het lot. Zelfs jaren later kreeg hij nog tranen in zijn ogen als hij over zijn zoons sprak.

Zo was de tijd tussen de twee wereldoorlogen voor hem een voorbereiding op zijn latere werken. Hij moest menig bittere ervaring opdoen om de mensen op elk levensniveau te kunnen begrijpen en hun nood mee te kunnen voelen.

Helpen in plaats van schieten – aan het legerfront en in krijgsgevangenschap

In de tweede wereldoorlog werd hij in 1943 voor het leger opgeroepen. Daar kwam het tot wrijvingen met zijn meerderen. Wegens zijn weigering op mensen te schieten, werd met de krijgsraad gedreigd. Tenslotte moest hij echter toch naar het front. Hij raakte gewond, kwam in Russische gevangenschap en kwam eind 1945 als ontheemde naar West-Duitsland.

Het gedrag van Bruno Gröning in de oorlogstijd was doordrongen van zijn wens te helpen. Zelfs aan het front benutte hij elke gelegenheid zich voor zijn kameraden of de burgerbevolking in te zetten.

In een Russisch dorp maakte hij voor de met hongerdood bedreigde mensen de toegang mogelijk tot de voorraden levensmiddelen van het leger. Tijdens de gevangenschap bevocht hij voor zijn kameraden betere kleding, beter eten en een beter onderkomen. Talloze mensen die aan hongeroedeem leden, hielp hij aan de genezing. In de verschrikking van de oorlog heeft hij geen mens gedood, maar tallozen geholpen.

Echtelijke scheiding en toewijding aan alle mensen

In december 1945 werd hij uit gevangenschap ontslagen, bouwde in het Hessische Dillenburg een nieuw bestaan op en haalde zijn gezin bij zich. Nadat echter ook de tweede zoon gestorven was en zijn vrouw hem elke helpende bezigheid wilde verbieden, scheiddde hij van haar. Hij voelde zich verplicht de genezende krachten, waarover hij beschikte, alle mensen te doen toekomen. Hij zei: „Ik behoor niet tot enkelen, ik behoor tot de mensheid.“

Begin 1949 leidde zijn weg naar het Roergebied. Door de berichten van enkele genezen personen werden steeds meer mensen op Bruno Gröning opmerkzaam. Hij trok van huis tot huis, steeds daar naartoe waar hij nodig was, waar zieken hem om hulp vroegen. Zo werkte hij in kleine kring, tot hij in maart 1949 de uitnodiging van een ingenieur uit Herford aannam om diens zoon te bezoeken.

 

Kindertijd en jeugd

Geslagen, bespot, onbegrepen, aangevallen – een kind dat anders is dan de anderen

Bruno Gröning werd op 30 mei 1906 in Danzig-Oliva als vierde van zeven kinderen van het echtpaar August en Margarethe Gröning geboren.

Vlucht uit een hardvochtige omgeving in de natuur: „Hier beleefde ik God“

Bruno Gröning werd op 30 mei 1906 in Danzig-Oliva als vierde van zeven kinderen van het echtpaar August en Margarethe Gröning geboren. Zijn ouders merkten al vroeg het buitengewone van hun zoon. Bijvoorbeeld dat de als schichtig geldende dieren, zoals hazen en reeën, spontaan naar hem toe kwamen en zich zonder angst door hem lieten aaien.

Hoe ouder Bruno Gröning werd, des te vreemder leek hem zijn omgeving. Gröning vertelde dat hij thuis menig maal bont en blauw werd geslagen. De klappen, zo zei hij, deden zijn lichaam geen pijn, maar hij voelde zich onbegrepen.

Door de harteloosheid van zijn omgeving afgesloten, vluchtte de kleine Bruno in de natuur. Hij voelde zich meer tot de dieren, bloemen en struiken aangetrokken dan tot sommige mensen. Vaak verdween hij urenlang in het nabijgelegen bos.

„Hier beleefde ik God, in elke struik, in elke boom, in elk dier, ja, zelfs in de stenen. Overal kon ik urenlang - er bestond eigenlijk geen begrip van tijd - staan en peinzen, en steeds was het mij als verwijdde zich mijn gehele innerlijke leven tot in een oneindigheid.“

Aan de wilde vechtpartijen van leeftijdgenoten deed hij nooit mee. Zo was hij dikwijls het voorwerp van kwade spot en werd om zijn anderszijn geslagen en bestraft.

Graag geziene genezingen bij mens en dier

Mettertijd werd elk aspect in het wezen van Bruno Gröning herkenbaar, dat hem later in het voetlicht van de openbaarheid zou brengen: In zijn aanwezigheid werden mensen en dieren gezond. Vooral tijdens de eerste wereldoorlog bezocht hij vaak de lazaretten, waar men hem graag zag. De gewonden voelden zich in zijn aanwezigheid goed, en velen werden gezond. Ook lieten zieken zijn moeder komen met de vraag met de kleine Bruno bij hen te komen. In de familie en in de kennissenkring werd het genezende werk van de jongen graag geaccepteerd.

Streven naar zelfstandigheid

Bruno Gröning schrijft in zijn levensloop: „Reeds als klein kind werden in mijn bijzijn zieke mensen van hun klachten vrij, en kinderen evenals volwassenen werden bij opwinding of ruzie door enkele woorden van mij volledig rustig. Ik heb ook als kind de conclusie kunnen trekken, dat dieren, die gewoonlijk als schuw of ook als kwaadaardig golden, zich tegenover mij goedmoedig en tam toonden. Mijn verhouding met het ouderlijk huis was daarom zonderling en gespannen. Ik streefde spoedig naar volledige zelfstandigheid om uit de omgeving van het, ‚niet-begrepen-zijn’ van mijn familie weg te komen.“

Bruno Gröning (1906-1959)

Een ongewoon mens in maatschappelijke controverse

Bruno Gröning in Herford

In het jaar 1949 kwam de naam Bruno Gröning plotseling in de schijnwerpers van de Duitse publiciteit te staan. Pers, radio en weekbladen deden hiervan verslag. Maandenlang benam het gebeuren rond de „wondergenezer“, zoals hij spoedig werd genoemd, de jonge republiek de adem. Er draaide een bioscoopfilm, wetenschappelijke toetsingscommissies werden ingesteld, de autoriteiten hielden zich, tot in het hoogste college, bezig met het geval Bruno Gröning. De Noordrijn-Westfaalse minister van Sociale Zaken liet Bruno Gröning vervolgen wegens overtreding van de „heilpraktikerwet“ (in Nederland niet van toepassing), de Beierse minister-president verklaarde daarentegen, dat men zo'n „bijzondere verschijning“ zoals Gröning niet in paragrafen moest indelen. Het Beierse Ministerie van Binnenlandse Zaken duidde het werken van Bruno Gröning aan met „vrije liefdadigheid“.

In alle lagen van de bevolking werd heftig en controvers over het geval Bruno Gröning gediscuteerd. De emotionele golven brandden hoog. Geestelijken, artsen, journalisten, juristen, politici en psychologen: allen spraken over Bruno Gröning. Zijn wondergenezingen waren voor de één genadegeschenken van een hogere macht, voor de ander kwakzalverij. Maar het daadwerkelijke van de genezingen werd door medische onderzoeken bewezen.

Wereldwijde interesse voor een eenvoudige arbeider

Bruno Gröning, in 1906 geboren in Danzig en na de oorlog als vluchteling geëmigreerd naar West-Duitsland, was een eenvoudige arbeider. Hij heeft van de meest verschillende werkzaamheden geleefd, hij was o.a. timmerman, fabrieks- en havenarbeider. Nu stond hij plotseling in het middelpunt van de publieke belangstelling. Het bericht van zijn wondergenezingen verbreidde zich wereldwijd. Uit alle landen kwamen zieken, verzoekschriften en aanbiedingen. Tienduizenden genezingzoekenden pelgrimeerden naar de plaatsen waar hij werkte. Een revolutie in de geneeskunde begon zich af te tekenen.

In de greep van verbod, gerechtelijke procedures en medewerkers op winstbejag

Maar ook de tegenkrachten waren er. Ze zetten alles in beweging om het werk van Bruno Gröning te belemmeren. Genezingsverboden achtervolgden hem, processen werden hem aangedaan. Al zijn streven om zijn werk in geordende banen te leiden, mislukte. Enerzijds door tegenstand van de toonaangevende maatschappelijke krachten, anderzijds door onvermogen of winstbejag van zijn medewerkers. Toen Bruno Gröning in januari 1959 in Parijs stierf, was het laatste proces tegen hem in volle gang. Het proces werd geschorst, nooit werd een definitief oordeel uitgesproken. Maar veel vragen bleven open.

God is de grootste Arts

Er bestaat geen ongeneeslijk

Bruno Gröning am Traberhof

Vertrouwen en geloven – een voorwaarde voor de genezing

Werkelijk genezen kan alleen maar God, geen mens. God is de grootste Arts. Voor Hem bestaat geen ongeneeslijk, geen onmogelijk. Steeds weer zei Bruno Gröning: „Vertrouw en geloof, het helpt, het geneest de goddelijke kracht!“

Het enige wat hij van een hulpzoekende verwacht, is de bereidheid hem met vertrouwen tegemoet te komen en het geloof in God, Diens genezende kracht en het eigen gezond-worden op te nemen. Als een mens aan deze voorwaarde voldoet, kan Bruno Gröning helpen. Zelfs wanneer het geloof van de individuele mens te zwak is, biedt hij zijn hulp aan: „Als u vandaag nog niet kunt geloven, dan wil ik het voor u doen, tot u werkelijk gelooft. En als u vandaag nog niet kunt vragen, nog niet kunt bidden, dan wil ik dat ook nog voor u doen.“

God is geen straffende rechter

Zo kan door Bruno Gröning de mensen, die het geloof in de gezondheid opnemen, de hulp van God ten deel vallen. Allen moeten worden geholpen. De mensen moeten beleven, dat God geen straffende Rechter, maar een liefdevolle Vader is. Alle mensen zijn Zijn kinderen, en Hij is hun Vriend en Verlosser.

Door Bruno Gröning kan de mens de wonderen van God opnieuw beleven. God is voor alle mensen de grootste Arts en Helper. Voor Hem is niets onmogelijk. Bruno Gröning zei: „Er is veel, wat niet verklaard kan worden, maar niets wat niet gebeuren kan.“

 

De mens is geest

Het lichaam is alleen het aardse omhulsel voor geest en ziel

Bruno Gröning lachtBruno Gröning verklaarde zijn toehoorders het ware wezen van de mens: „Wie bent u?“ vroeg hij. Geen van zijn toehoorders wist, behalve het noemen van zijn naam, een antwoord. Dit telde voor Bruno Gröning niet mee. „Bent u uw lichaam?“ ondervroeg hij verder. Op ons zwijgen legde hij ons uit, dat wij oorspronkelijk geen lichaam, maar geest zijn. Ons lichaam zouden wij alleen maar voor dit aardse leven door God verleend hebben gekregen, verkregen bij de geboorte en af te geven aan de aarde, wanneer wij overlijden. Onze ziel brengt de verbinding tussen geest en lichaam tot stand en neemt de goede en kwade ervaringen mee naar gene zijde. De ziel is de drager van de goddelijke vonk, die op het moment dat de mens zich in het geloof openstelt, de relatie met God mogelijk maakt. Sluit de ziel zich echter in ongeloof af, dan blijft de verbinding met God afgesneden.

Het lichaam is dus niet het wezenlijke van de mens, maar slechts het aardse omhulsel van geest en ziel. Zo is met het sterven van het lichaam niet alles voorbij, zoals tegenwoordig veel mensen geloven, maar het leven gaat verder. Dit is niet aan het lichaam gebonden.

De mens is niet slecht – alleen wanneer hij zichzelf verwaarloost, valt hij aan het kwade ten prooi

De mens is geest, zijn lichaam een geschenk, dat God hem voor een leven op aarde als werktuig ter beschikking stelt. De eigenlijke bestemming van de mens is om het lichaam ten goede te benutten en met behulp hiervan goede gedachten in daden om te zetten. Door de vrije wil heeft de mens echter ook de mogelijkheid het lichaam ten kwade te misbruiken, te stelen, te doden, te vernietigen. Aan de daden van een mens kan men aflezen met wie hij in verbinding, in wiens dienst hij staat, in dienst van God of in dienst van satan. Dat wil niet zeggen dat de mens als zodanig goed of slecht is, maar:

„De mens is en blijft goddelijk, nooit is hij duivels, nooit is hij satanisch, nooit is de mens slecht, maar hij kan alleen maar, als hij God verlaat, als hij zichzelf verwaarloost, kan hij alleen maar door het kwade bevangen worden. Het kwade grijpt hem en hij moet vervolgens het kwade dienen. Niet de mens is het, die iets kwaads doet, maar het kwade. Van het kwade hebben we niets goeds te verwachten! Maar eveneens van God niets kwaads!“

„Als hij [de mens] te zwak is, vervalt hij tot het kwade, valt hij naar beneden, dan kan hij deze weg, die omhoog voert, niet gaan, dan ontbreekt het aan kracht, hij valt omlaag en valt het kwade in de armen en is daar dan aan het kwade overgeleverd. Als daar niet een reddende, een helpende hand komt en hem eruit trekt, is hij verloren voor een aardige tijd. Hij zal daar dan het kwade moeten dienen.“

Elke gedachte heeft een werking

De plicht van ieder mens is het om zijn lichaam in orde te houden. Elke negatieve gedachte echter, elk kwaad woord en elke slechte daad brengt aan het lichaam schade toe, dat wil zeggen: wanneer de geest niet met God verbonden is en zich overgeeft aan de negatieve kracht, kan dat leiden tot een ziekte van het lichaam.

Wanneer de ziel zich echter opnieuw openstelt voor het binnenstromen van de goddelijke kracht en zich met de geest verbindt, zal het gezond worden van het lichaam het gevolg zijn. Om deze reden is de eigen geesteshouding zo beslissend. Nooit mag een genezing beloofd worden. Het ligt steeds aan de mens zelf, hoe hij zich openstelt voor het goede en hoe hij de leer van Bruno Gröning ter harte neemt. Een behandeling van het lichaam kan slechts de uitwerking bestrijden, maar niet de oorzaak uit de weg ruimen. Dat kan de mens alleen maar zelf, doordat hij de „grote ommekeer“ bewerkstelligt.

Gedachten zijn krachten

Een positieve gedachte bouwt op, een negatieve gedachte breekt af

Bruno Gröning liest BittschriftenBruno Gröning spoorde zijn toehoorders dikwijls aan hun eigen gedachten te controleren en alleen maar de goede op te nemen. God en satan zijn niet alleen maar krachtbronnen, maar ook gedachtebronnen. Zij zenden onophoudelijk gedachten uit; God goede, satan slechte. De mens kan - aldus Bruno Gröning - niet zelf gedachten produceren, maar bezit alleen maar het vermogen om deze op te nemen.

„Het is zo belangrijk, wat voor gedachten de mens opneemt, want gedachten zijn krachten. Wil de mens goed, dan helpt God hem, wil hij kwaad, dan helpt satan hem.“

De mens is niet willoos overgeleverd aan alles wat hem in de zin komt. Hij beslist zelf welke gedachten hij toelaat en welke niet. De keuze moet hij echter gewetensvol maken, niet oppervlakkig. Achter elke gedachte staat een kracht: een positieve gedachte bouwt op, een negatieve gedachte breekt af; een blij bericht geeft vleugels, een treurig bericht ontmoedigt. Gedachten zijn geestelijke krachten. Deze dragen een macht in zich, waarvan de huidige mens nauwelijks nog een vermoeden heeft. Een aan de liefde ontsproten gedachte kan een mens ertoe brengen zijn leven voor een ander te geven. Een aan haat ontsprongen gedachte echter kan hem ertoe drijven een ander te doden. „Hoed u zich voor elke kwade gedachte!“

„Alles wat u in u opneemt, moet u weer afgeven“

„Daarvan zou u zich tot nu toe reeds bewust moeten zijn - wanneer u toch slechts een enkele kwade gedachte opneemt, hebt u toch steeds weer vastgesteld, dat meerdere kwade gedachten bij u binnengedrongen zijn en u daarna ook kwade woorden hebt gesproken. Dus, alles wat u in u opneemt, moet u ook weer afgeven.“

„Slechts één kwade gedachte opgenomen, dan wordt u tot dienaar van het kwade, wordt u werkelijk tot dienaar van de satan! Laat u dat gezegd zijn!“

De mens handelt naar zijn wil

Wat kan een mens echter tegen depressieve gedachten, twijfel-, angst- en dwanggedachten doen, hoe moet de mens zich daartegen verweren? Ze duiken plotseling uit het niets op, stormen op hem af en willen zijn gemoed grijpen. Wat moet hij doen?

Satan wil de mens met negatieve gedachten - van welke aard en nuance dan ook - in verwarring brengen, hem van de goddelijke weg afbrengen. Hij wil dat de mens bang wordt, zich ergert, aan het goede twijfelt en de geboden van God overtreedt. Om dat te bereiken, maakt hij hem wijs, dat de mens een speelbal is van ongoede gedachten en gevoelens en hieraan machteloos overgeleverd is. Maar dat is leugen en bedrog.

God heeft de mens zo geschapen, dat hij zelf over zijn denken, spreken en handelen kan beslissen. Komt er een ongoede gedachte voor zijn innerlijk oog op, dan kan hij hem rustig, maar beslist afwijzen. Als hij daarbij standvastig blijft, moet het kwade wijken en kan geen macht over hem uitoefenen. Met zijn vrije wil beslist de mens zelf over zijn lot. „De mens handelt naar zijn wil. Zo de wil is, zo is de gedachte. De gedachte beweegt de mens tot de daad.“

Allereerst moet de wil tot gezondheid aanwezig zijn

Met een eenvoudig voorbeeld liet Bruno Gröning zien welke grote betekenis de gedachten toekomt. Bij de bouw van een huis is de eerste aanzet de wil, respectievelijk de wens om een huis te bouwen. Aansluitend wordt de gedachte steeds meer werkelijkheid, tot een nauwkeurig plan wordt opgesteld. Tot dat tijdstip bestaat het bouwwerk alleen maar in de fantasie van de toekomstige huiseigenaar. De eigenlijke bouw van het huis is pas de laatste stap op een lange weg, waaraan talloze overwegingen en voorbereidingen voorafgaan.

Precies zo is het met de genezing. Eerst moet de wil voor de gezondheid aanwezig zijn, vervolgens moet een in gedachten afstand nemen van de ziekte plaatsgevonden hebben, en het geloof in de gezondheid worden opgenomen. Pas de laatste stap is de aan het lichaam beginnende genezing. Deze is zeer zeker geen werk van de mens, maar een handeling van genade van God. De mens kan deze niet verdienen, maar verkrijgen.

De tegenstellingen „goed“ en „kwaad“

De mens leeft daartussen en heeft steeds de keus

bild23Wanneer de mens door de vrije wil de mogelijkheid tot beslissen heeft, dient zich de vraag aan: Wat zijn de alternatieven waartussen hij kan kiezen? Bruno Gröning zei hierover: „Miskent en vergeet u niet, vrienden, dat de mens tussen goed en kwaad leeft. Daartussen leeft hij, hier het goede, daar het kwade, er tussenin staat de mens, hij beslist.“

De mens heeft de keuze. Hij kan iets goeds of iets kwaads doen. Is één van zijn naasten in nood, dan kan hij hem helpen, hij kan achteloos aan hem voorbijgaan of zelfs de nood van de ander voor zichzelf uitbuiten. Hij kan doen wat hij wil. De mens staat in zijn leven - bewust of onbewust - voor wegsplitsingen waar hij moet beslissen voor het goede of het slechte pad. Meestal zijn het dagelijkse gebeurtenissen die de loop van het lot bepalen.

Hoe is het bijvoorbeeld als men uit woede over een eerlijk woord met een vriend breekt, uit ergernis over de chef een baan opgeeft of door gekrenkte trots een uniek aanbod afslaat? Hoe dikwijls zijn het impulsieve beslissingen, die men later betreurt, maar niet meer ongedaan kan maken. Een nietig moment kan de loop van het hele verdere leven bepalen, ten goede of ten kwade.

Opbouwende en afbrekende krachten

Maar hoe komt het daartoe? Wat staat achter het begrip „goed“ en „kwaad“? Is niet het hele leven een product van blind toeval, waar de mens machteloos aan overgeleverd is?

Het goede - zo verklaarde Bruno Gröning - komt van God, het kwade van zijn tegenstander: van satan! Die bestaat werkelijk, en hij heeft zich ten doel gesteld, al het goede, Goddelijke te vernietigen. Bruno Gröning: „Wie doet het, wie laat hier niets onbeproefd om het goede, het Goddelijke te vernietigen? Waar komt de ziekte vandaan, de ziekte aan dat, wat hier op deze aarde groeit? Neemt u, wat u wilt, zomaar een vrucht of zomaar een ander levend wezen, de satan probeert steeds weer en nog om alles te vernietigen. Ook heeft hij het klaargespeeld om aan de mens te knagen.“

„De satan, die op deze aarde bestaat, heeft niets onbeproefd gelaten om het goede en het Goddelijke te vernietigen.“

„Waar God is, daar is de liefde, waar satan is, daar zijn de oorlogen.“

In het geestelijke staan beide polen tegenover elkaar: God als het leven zelf en satan, die het vernietigen wil. Legioenen geestelijke wezens staan hen terzijde, en de strijd wordt met alle hardheid gevoerd.Beide kanten beschikken over enorme energieën. Hun wezen beschreef Bruno Gröning met eenvoudige woorden: „De goddelijke kracht is opbouwend, en de kwade, duivelse, satanische is afbrekend.“

Beide kan de mens in zich opnemen en laten werken, zowel in het lichaam als in de ziel. De ene werkt versterkend en opbouwend, de andere verzwakkend en afbrekend. De positieve kracht bergt de gezondheid in zich, de negatieve de ziekte.

Ziekte is geen straf van God, maar het gevolg van verkeerde gedachten en daden

Bruno Gröning zei, dat de ziekte van het kwade komt en niet - zoals veel beweerd wordt - een straf van God is. Zulke gedachten duidde hij aan als leugens en wees deze beslist af. God straft niet! De ziekte is het gevolg van verkeerde gedachten en daden. Wanneer de oorzaak uit de weg geruimd is, zal ook de uitwerking ervan verdwijnen, en dat is de wil van God.

„Niet zoals mensen geloven, dat de ziekte een straf van God zou zijn. Het is ermee te vergelijken als een kind het ouderlijk huis verlaat. Daar kunnen de ouders het de handen niet meer boven het hoofd houden, ze kunnen het kind niet meer beschermen. Zo hebben ook wij onze Vader verlaten. Wij mogen niet vergeten, dat wij alleen maar kinderen van God zijn. Alleen Hij kan ons helpen! En Hij zal ons helpen, als wij de weg weer naar Hem hebben gevonden.“

De vrije wil

De mens beslist zelf of hij in de ziekte of de gezondheid gelooft

Bruno Gröning mit Papageien

Een innerlijke strijd

Als er tijdens het genezingsproces pijn komt, is het niet altijd gemakkelijk om in Regelungen te denken. Veel mensen worden onzeker: „Is het pijn door Regelungen of zijn het ziektesymptomen?“ Er begint een innerlijke strijd om het geloof. Hier wordt beslist of de mens de genezing verkrijgt, respectievelijk hoe lang het genezingsproces duurt. Het komt er op aan wie hij meer geloof schenkt, de gedachte aan ziekte of de gedachte aan genezing. Gelooft hij verder in de ziekte, dan zal hij deze ook houden, maar vecht hij door om het geloof in de gezondheid, dan zal het genezingsproces zich voltrekken. De mens beslist zelf.

Niemand kan tot genezing gedwongen worden, men kan slechts vrijwillig beslissen

Dit is een belangrijk punt in de leer van Bruno Gröning. Steeds weer bracht hij naar voren dat de mens een onaantastbare vrije wil heeft, het grootste geschenk dat God aan een levend wezen kan geven. De vrije wil verheft de mens van het niveau van een gericht schepsel tot het niveau van een vrij kind, dat de geboden van de Vader niet gedwongen, maar vrijwillig volgt. Maar de vrije wil maakt het hem ook mogelijk om aan de wetten van God voorbij te gaan.

Bruno Gröning respecteerde de vrije wil van de mens ten zeerste. Daarom kan hij slechts degene helpen die zich laat helpen, die bereid is zich van de ziekte los te maken. Hij mag de mens alleen maar dat afnemen, wat deze hem krachtens zijn vrije wil geeft. Wie op zijn ziekte zit, er voortdurend aan denkt en erover spreekt, zal vergeefs op een genezing wachten. Bruno Gröning zei hierover: „Ik mag een mens helpen, de weg naar het goede te vinden, maar ik mag hem de beslissing daarover noch afnemen, noch hem ook maar tot het goede dwingen. Ieder moet zijn weg zelf vinden.“

De „Regelungen“

De reiniging van het lichaam kan eerst pijn veroorzaken

Bruno Gröning in einer Wohnung

De „Regelungen“ zijn deel van een reinigingsproces

Sommige mensen krijgen bij het opnemen van de Heilstrom pijn. Dit fenomeen duidde Bruno Gröning aan als „Regelung“. Dit is een teken van de beginnende omschakeling in het lichaam. De pijn door Regelungen is met de pijn van de ziekte niet te vergelijken. De rijn door Regelungen wordt door de Heilstrom bewerkstelligd en is de uiting van een reiniging van de zieke organen. Kurt Trampler (zelf genezen, tijdelijk medewerker van Bruno Gröning, journalist en auteur) schrijft daarover: „Ook de pijn door Regelungen brengt de hulpzoekenden dikwijls nogal in de war. De pijn door Regelungen moet er zijn". Vaak maakte het sommige mensen angstig, als de pijn door Regelungen kwam, dat er een terugval was begonnen. Ze werden bang en zeiden: ‚Het is nog erger, laten we naar de arts gaan.‘ Gröning: ‚Daarom maak ik u erop attent, als de pijn door Regelungen komt, deze te verdragen. Er gebeurt niets ergs, maar alleen maar dat de mens gezond wordt.‘“

De vorm van de Regelungen kan volstrekt verschillend zijn. De pijn kan dezelfde zijn als die van de ziekte, soms zelfs erger. Deze kan echter ook heel anders tot uiting komen. Dat is van geval tot geval verschillend, omdat ieder menselijk lichaam individueel op de genezende kracht reageert.

De pijn door Regelungen kan de mens niet bespaard worden. Deze is een deel van het reinigingsproces, waarbij het vuil van de ziekte langs geestelijke weg uit het lichaam wordt verwijderd.

Het proces van de Regelung

Bruno Gröning legde het fenomeen van de regelingen uit door het voorbeeld van een vuile melkkan. Hij vroeg wat gedaan moet worden als de zure, stinkende melk in de kan vervangen moet worden door verse. Het antwoord ligt voor de hand. Eerst moet de slechte melk eruit worden gegoten, dan moet de kan gereinigd worden. Helemaal eender - figuurlijk gezien - is het bij de mens. Laten we het lichaam als kan nemen, de ziekte als slechte en de gezondheid als goede melk, dan moet de mens zich eerst in gedachten van de ziekte losmaken - de slechte melk eruit gieten. Daarna wordt het lichaam van het „vuil“ van de ziekte gereinigd - dat zijn de Regelungen. Pas het gezuiverde vat kan gevuld worden met de verse melk - de gezondheid komt bij de mens naar binnen.

In een ander voorbeeld vergelijkt hij de mens met een fruitschaal: „Neem een schaal, die zomaar ergens mee gevuld is, voor mijn part met fruit, dat dagenlang staat, dat wil zeggen heeft gestaan en niemand heeft zich erom bekommerd en niemand wist dit te verzorgen, en het is slecht geworden. U kunt van dit fruit niet meer genieten. En als er nu iemand komt en u nieuw, gezond fruit wil geven, dan zou het erg dom zijn, als men het goede, nieuwe, gezonde fruit op dit slechte zou leggen, want dit goede zou ook in dezelfde toestand overgaan, waarin het slechte al is. Wanneer u het gezonde fruit wilt hebben, dan moet u toch eerst het slechte, het ongezonde, het niet meer eetbare wegdoen. Maar dat niet alleen, u moet ook de fruitschaal zelf schoonmaken, om dan het gezonde te ontvangen. Vergelijkt u dit, deze schaal, met uw lichaam en het fruit met uw zieke organen en het gezonde is dat, waarop u hoopt. Maar het is onmogelijk, als u het slechte niet van u af kunt werpen, wat in dit geval betekent, als u zich met uw ziekte bezighoudt.“

Het „Einstellen“

De juiste lichaams- en geesteshouding voor het opnemen van de goddelijke Heilstrom

Bruno Gröning mit HundAls Heilstrom duidde Bruno Gröning de geestelijke kracht aan, die de genezing bewerkstelligt. Als synoniem gebruikte hij ook de termen genezende golf en goddelijke kracht. Hoe echter kan de mens de Heilstrom in zich opnemen, hoe zich openen voor de goddelijke kracht? Bruno Gröning beval de hulpzoekenden de volgende zithouding aan: armen en benen niet kruisen of over elkaar en de handpalmen naar boven geopend op de bovenbenen leggen. Naast dit uiterlijke is het belangrijk om alle storende gedachten uit te schakelen en zich geheel te concentreren op wat in het lichaam gebeurt. Een open, gelovige geesteshouding is de basisvoorwaarde. Op deze manier kan de mens zich openen voor het binnenstromen van de genezende kracht. Bruno Gröning zei: „God geeft ons al het goede, alleen moeten wij al het Zijne, dat Hij ons zendt, in ons opnemen. Dus - doet u het!“

Waarom de lichaamshouding zo belangrijk is, verklaart hij als volgt: „Wie nog een vrij beweeglijk lichaam hebben, die verkrampen het dikwijls zo graag, dat is ook de macht, de macht der gewoonte. De benen kruisen, over elkaar slaan; zeker kan hij eens lummelig gaan zitten, dat wil zeggen zijn lichaam eens lekker uitrekken, maar niet dan, wanneer hij het goede, het Goddelijke wil ontvangen. Dan moet hij vrij zijn, met open handen, met lege handen moet hij daar zitten of staan.“

Kurt Trampler (zelf genezen, tijdelijk medewerker van Bruno Gröning, journalist en auteur) schreef in zijn boek De grote ommekeer: „Belangrijk [...] is naast de innerlijke voorbereiding ook een schijnbaar kleine, maar toch zeer wezenlijke uiterlijkheid. Men moet met vrije rug zitten en benen noch handen mogen elkaar raken. Als de handen elkaar raken, ontstaat er volgens Grönings opvatting kortsluiting van de levensstroom in het bovenlichaam, als de benen elkaar raken of zelfs over elkaar geslagen zijn, leidt dit tot dezelfde schade in het onderlichaam. Wie zulke fouten uit gewoonte maakt, zou zelfs, op langere termijn gezien, echt onaangename ziekten naar zich toe trekken.“

Opletten wat men in het eigen lichaam voelt

Het bewust opnemen van de kracht noemde Bruno Gröning „einstellen“. De mens „stelt zich in“ op de ontvangst van de heilstroom. Waar en wanneer dat plaatsvindt, is niet doorslaggevend. Het is alleen maar belangrijk dat hij rust heeft, alle storende gedachten uitschakelt en nauwkeurig waarneemt wat er in zijn lichaam gebeurt. Bruno Gröning vroeg zijn toehoorders steeds weer wat zij voelden:

„U hebt u er alleen maar op in te stellen, om hier de ware, goddelijke zending te ontvangen, beter gezegd: te verkrijgen. Hoe u deze zending verkrijgt, dat stelt u vast. Maar steeds weer moet ik zeggen, pas dan, als u uw lichaam werkelijk aandacht schenkt, als u oplet, wat daarin gebeurt, nog veel minder er omheen, maar slechts erin, in uw eigen lichaam.“

Ieder mens kan de Heilstrom aan het eigen lichaam voelen. De één neemt een kriebelen waar, de ander een koude of een hete rilling. Weer een ander moet armen of benen bewegen, en een volgende schudt. Zo roept de heilstroom bij afzonderlijke mensen de meest verschillende reacties op.

Dokumentarfilm

Documentaire:
"Het fenomeen
Bruno Gröning"

Data filmvoorstellingen in vele steden wereldwijd

Grete Häusler-Verlag

Grete Häusler uitgeverij: Een grote keus uit boeken, tijdschriften, CD’s, DVD’s en kalenders

fwd

Wetenschappers aan het woord: Interessante aspecten van de leer van Bruno Gröning